Teken de figuur eens anders. Als drie parallelle paden. De bovenste als DCB, de middelste als DB en de onderste als DAB en kijk dan nog eens naar de (vervangings)weerstanden.

Hoi,

Ik was zelf tot hier gekomen:

De stroomsterkte door DCB en DAB is kleiner dan door DB, omdat I = U/R (U blijft hetzelfde en R is groter bij DCB en DAB). Als de stroomsterkte tussen DAB kleiner is dan DB, dan is de weerstand R=U/I tussen DA (zelfde stroomsterkte als DAB) groter dan tussen DB.

Maar de weerstand tussen DA moet zijn spanning nog delen met de weerstand tussen AB, waardoor U tussen DA weer kleiner wordt dan de U tussen DB. Maar dan zou ik geen conclusie kunnen trekken op grond van de formule R=U/I, als zowel de U als de I kleiner zijn tussen DA.

Volgens mij zie ik nog iets over het hoofd, maar verder kom ik niet. 😬

welnee. we gaan geen spanning delen......

heb je al gedaan wat Theo suggereerde?



en nu is het een kwestie van inzicht, of van rekenen. Noem in dat laatste geval, om beide schakelingen te kunnen vergelijken, elke weerstand bijvoorbeeld 12 ohm. Dan zie je vanzelf welke schakeling meer of minder weerstand tussen de aansluitpunten heeft. 

Groet, jan

Hoi jan,

Dankjewel! Ik zie hem al, ook met de tekening in de vraag zie ik nu dat er tussen D en B meerdere "wegen" mogelijk zijn.

Ik had alleen nog een vraag over spanning los van de vraag over de schakeling.

Is het niet zo dat als twee weerstanden serie geschakeld zijn, de spanning dan wordt verdeeld over de twee weerstanden?

Groetjes,
Kim

dag Kim,


Ja, dat is zo. Dat kun je je zo voorstellen: 




Maar dat had bijzonder weinig nut/toepassing in dat probleem dat je voorstelde, dus leek je op een dwaalweg.

groet, Jan