weerstand/wrijving

Tessa stelde deze vraag op 17 december 2018 om 17:13.

Goede middag,
ik weet niet precies hoe ik het volgende moet aanpakken :

Je hebt een hockey puck van 150 gram. Je slaat deze puck met een kracht van 30N. Het duurde 0,20 secondes. De puck versnelt hierdoor van 0 naar 30m/s. Welke weerstand(en) verandert/veranderen als de puck gemaakt was van een materiaal met een hogere dichtheid?
2. Bereken wat de grootte(s) van de weerstanden is/zijn

Ik denk dat de luchtweerstand verandert, als het materiaal een hogere dichtheid verandert. Maar hoe bereken je het nou?
(Het kan ook zijn dat er meerdere weerstanden erop werken, want dit is mijn gok)

En nog iets:
wanneer je bijvoorbeeld een hockeybal gooit, welke krachten werken hierop? Is het geen vrije val dan?

Alvast bedankt!
 

Reacties

Jan van de Velde op 17 december 2018 om 17:21

Tessa plaatste:


Ik denk dat de luchtweerstand verandert, als het materiaal een hogere dichtheid verandert. 
 

hoezo? 

een puck van piepschuim en een even grote puck van lood: waarom zou de wind dan harder of zachter blazen tegen die puck van lood? Die vangen allebei toch evenveel wind?  


Alternatief als je de inzichtweg een beetje kwijt bent: zet je formules van de diverse soorten wrijving/weerstand op een rijtje en kijk eens welke factoren daarop van invloed zijn. 

Groet, jan
Tessa op 17 december 2018 om 17:36

Jan van de Velde plaatste

Alternatief als je de inzichtweg een beetje kwijt bent: zet je formules van de diverse soorten wrijving/weerstand op een rijtje en kijk eens welke factoren daarop van invloed zijn. 

In de luchtweerstandformule is er toch een dichtheid (ρ) ? 
Daarom dacht ik luchtweerstand, maar dat klopt dus niet. Wat dan wel? Welke weerstand/wrijving heeft nog te maken met dichtheid? Of hoeft dat niet?
Jan van de Velde op 17 december 2018 om 17:47

Tessa plaatste

In de luchtweerstandformule is er toch een dichtheid ( ρ) ? 
Daarom dacht ik luchtweerstand, maar dat klopt dus niet. 
Ja, maar dat is niet de dichtheid van de puck (of de auto of wat ook) maar de dichtheid van het medium waar die puck doorheen beweegt. 
In dit geval dus lucht. 

Reden ook waarom schaatsrecords sneuvelen in Calgary of Salt Lake City: grote hoogte, dus lage luchtdruk, dus lage luchtdichtheid, dus lage luchtweerstand. 

Maar kijk eens naar die schuifwrijving: Fw = µ·Fnormaal
Tessa op 18 december 2018 om 17:19
Sorry voor de late reactie! Nu ik het zo bekijk is er natuurlijk schuifwrijfing, maar hoe bereken je het dan, want je moet het uiteindelijk berekenen. En welke krachten/ weerstanden werken er nog meer op? En werkt de zwaartekracht er ook op? Want het blijft bij de grond? 

Ten tweede, welke krachten werken er dan op een voorwerp die in de lucht gegooid wordt? Ook zwaartekracht toch? Of niet?
Theo de Klerk op 18 december 2018 om 17:29
Zwaartekracht werkt altijd. Maar speelt alleen een rol als er een beweging is die (deels) in de richting van die kracht werkt. 
Bij eElke verplaatsing loodrecht op een kracht speelt die kracht geen rol. Puck over een ijsvloer: zwaartekracht geeft het wel gewicht, maar verder speelt het geen rol want de puck glijdt niet naar beneden (of naar boven). 

Bij wrijvingskracht als schuifkracht speelt vooral mee hoe twee oppervlakten over elkaar schuren of glijden. En dan speelt indirect de zwaartekracht wel een rol. Want hoe groter het gewicht, hoe meer de twee vlakken op elkaar (of in elkaar) geduwd worden waardoor de wrijving toeneemt. Een vlak is zelden spiegelglad. En alle oneffenheden werken als twee schuurpapiertjes die je tegen elkaar in probeert te schuiven.
Fwrijving = μ Fnormaal  en op een horizontaal oppervlak is Fnormaal gelijk aan het gewicht.

Een voorwerp in de lucht: alleen de zwaartekracht. Daarom komt het uiteindelijk ook naar beneden. Geen kracht omhoog terwijl het omhoog beweegt? Nee. Die kracht (gooien met je arm) was er tot het moment dat het voorwerp "vrij" bewoog. Aanvankelijk met de eindsnelheid die het gooien aan het voorwerp gaf.
Daarna neemt die snelheid af (door de zwaartekracht die wel blijft werken want zwaartekracht werkt tegengesteld aan de bewegingsrichting waardoor de F=m.a versnelling negatief is, dwz remmend) en komt het voorwerp uiteindelijk weer naar beneden. Dan zorgt de zwaartekracht weer dat het steeds sneller gaat (beweging (deels) in dezelfde richting als de zwaartekracht F=m.a geeft nu een positieve versnelling).

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Clara heeft negen appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Clara nu over?

Antwoord: (vul een getal in)