Ik denk dat je wat duidelijker moet zijn:
- een touw heeft geen golflengte.  De trilling van het touw kan een frequentie hebben of een periode.

Wat doet het touw? Heen en weer slingeren (en is dus een slinger) of inkrimpen en uitrekken (en is dan een veer)?

een persoon brengt een trilling in een touw. 
frequentie, lengte zijn gegeven. bij de telling vind je een golflengte, die is ook gegeven. 

dan is de opdracht teken een U,x diagram van het touw op een bepaalde t.

ik zou toch moeten tekenen met behulp van y=A sin (2 pi f t +- (2pi x)/(labda)) 

daarvoor mis ik A. 

want ik weet v, labda, f, t, en de lengte van het touw.

Bedenk eerst eens wat gebeurt. De amplitude A ken je niet als getal, maar kun je gewoon "A" of "A_max" blijven noemen.

Er spelen twee zaken: ik neem even aan dat de hand het touw in een staande trilling brengt. (met 1 los uiteinde betekent dat dan dat de touwlengte = 1/4 golflengte indien de grondtoon (langste golflengte) wordt getoond).
1) elk punt u(x) = u_x heeft een maximale uitwijking A_x die afhankelijk is van waar x zit: op de knooppunten van de golf zal die uitwijking altijd (A_x =) 0 zijn, op de buiken van de golf maximaal (A_x =  A_max). Uit de positie van u_x kun je de erbij horende gereduceerde fase bepalen die op zijn beurt bepaalt hoe groot A_x is
2) elk punt u(x) = u_x voert een harmonische trilling uit, u_x (t) met als amplitude de maximale uitwijking die je in 1) bepaald hebt. En u_x(t) = A_x sin (2πft)