Een oppervlak reken je uit met hoogte x breedte.
Bij een niet rechthoekig voorwerp (zoals een tafel is) of figuur benader je dit door een heel groot aantal rechthoeken en dan tel je al die deel-oppervlakken bij elkaar op. (zie
http://www.hhofstede.nl/modules/riemann.htm )
Soms is zo'n grafiek simpel en kun je het oppervlak uitrekenen door driehoeken te herkennen en daar het oppervlak van te bepalen. (1/2 basis x hoogte).
En soms staat zo'n figuur op grafiekpapier ("millimeterpapier") en kun je schatten of tellen hoeveel hokjes er onder de grafiek zitten. Als je weet wat 1 hokje voorstelt dan weet je ook wat 100 hokjes voorstellen.
Bij natuurkunde is het wel van belang te kijken naar de eenheden van de horizontale en vertikale zijde van een hokje. In de wiskunde zijn het alleen maar getallen, bijv. 5 en 4 zodat het oppervlak van het hokje 20 is.
Maar in de natuurkunde kan het 5 cm en 4 cm zijn (oppervlak 20 cm
2) maar ook 5 seconden (x=tijdas) en 4 m/s (y=snelheid). Dan is het oppervlak 5 s x 4 m/s = 20 m (een afstand afgelegd in 5 s bij een snelheid van 4 m/s).
Kijk bijv. eens naar Khan Academy (Nederlands):
https://nl.khanacademy.org/math/basic-geo/basic-geo-area-and-perimeter/basic-geo-unit-squares-area/e/area_1