Als de spanning (verschil en lading tussen positiefe pluspool en negatiefe minpool)groot is, is de stroomsterkte (het aantal verplaatsende elektronen per seconde) dat ook. Als het verschil in lading groot is tussen de plus- en minpool, moet er ook een groot aantal elektronen aanwezig zijn om dit verschil te veroorzaken.
Reacties
Theo de Klerk
op
13 juni 2018 om 15:19
De Wet van Ohm geldt als U = IR : spanningsverschil = stroomsterkte x weerstand
Als de weerstand gelijk blijft dan zal een 3x groter spanningsverschil een 3x grotere stroomsterkte geven.
Het aantal elektronen dat "aanwezig" is heeft niets met dit verschil te maken. Er zijn bijna oneindig veel elektronen op elke plek omdat er ook oneindig veel (positief geladen) atoomkernen zijn waar ze bij horen (en samen zijn ze neutraal: geen lading). Als het spanningsverschil 10 V is dan kan bij een weerstand van 5 Ω een stroomsterkte van 10/5=2 A lopen. Stroomsterkte is hoeveelheid lading/seconde. Dus 2 A komt met 2 coulomb lading/seconde overeen. Dat zijn 2/(1,6.10-19) ≈ 1019 elektronen. Als je het spanningsverschil verhoogt naar 20 V dan zal de stroomsterkte 20/5=4 A worden en gaan er twee keer zoveel elektronen "meedoen" aan de stroomsterkte.
Maar waar 1019 elektronen aan de ene kant de batterij verlaten, komt een gelijk aantal aan de andere kant weer binnen. Er ontstaan dus geen elektronen - ze verplaatsen zich alleen maar. En omdat ze een lading hebben blijken ze goede transporteurs van energie (uit de batterij naar een apparaat) te zijn.