koelcurve

marjolein stelde deze vraag op 28 maart 2018 om 11:22.

 Als je verschillende concentraties (in mol) fijngemalen kristalsuiker oplost in 150ml gedestilleerd water van kamertemperatuur en 30 minuten lang afkoelt in een bak met ijsklontjes (kleiner gemaakt) blijkt dat de koelcurve van sommige suikerconcentraties anders verloopt, bijvoorbeeld (eerst) sneller daalt of met een knik. Ik heb het experiment met de verschillende concentraties 8x herhaald maar hoewel je zou verwachten dat bij hogere concentraties de vloeistof langzamer afkoelt bleek dit niet altijd zo te zijn.  
Vraag komt dit door het experiment zelf: omdat de ijsblokjes niet heel goed aansloten tegen de ronde kartonnen drinkbekertjes waardoor de vloeistof niet overal even koud was en/of omdat ik niet geroerd heb in het ijs gedurende het afkoelen experiment, of is er een andere oorzaak?  
 

Reacties

Jan van de Velde op 28 maart 2018 om 11:38
dag Marjolein,

om dat te onderzoeken zou je eigenlijk dezelfde proef (met steeds dezelfde stof in dezelfde concentratie zoveel mogelijk onder gelijke condities) meerdere malen moeten herhalen.

Natuurkundeproefjes zijn al niet de makkelijkste om steeds "mooie" resultaten uit te halen, en al helemaal niet onder schoolomstandigheden. De beruchtste proefjes op dit gebied hebben met warmte te maken :(

Om met Murphy te spreken
"Anything that can go wrong will go wrong" en zijn tweede wet: "if everything seems to be going all right you are obviously overlooking something"

marjolein plaatste:

 of met een knik. 
 

Dat is een serieus teken dat er een heel grote kans is dat er iets mis gaat: een kenmerk van natuurkundige processen is dat ze typisch geleidelijk verlopen, in een grafiek volgens een vloeiende kromme. Daar kan wel eens een logische knik in zitten, bijvoorbeeld als je water afkoelt tot onder het vriespunt, een tijd lang zul je de temperatuur niet zien dalen omdat het water aan het stollen is.
In jouw geval is het denkbaar dat je concentratie zó hoog is dat bij een bepaalde temperatuur de maximale oplosbaarheid wordt bereikt en opgeloste stof begint neer te slaan. Met suiker is dat overigens onwaarschijnlijk, tenzij je werkelijk met stroop bezig bent.

je observaties:

marjolein plaatste:

 
..//.. omdat de ijsblokjes niet heel goed aansloten tegen de ronde kartonnen drinkbekertjes waardoor de vloeistof niet overal even koud was en/of omdat ik niet geroerd heb in het ijs gedurende het afkoelen experiment, of ......//..
 

zijn dus een prima begin van een zg foutendiscussie, veelal het belangrijkste maar helaas vaak onderschatte onderdeel van een practicumverslag. We leren vaak meer van wat er mis gaat dan van wat er goed gaat.

En wat er allemaal fout gegaan zou kunnen zijn, da's best een uitzoekerij, en op afstand eigenlijk nagenoeg onmogelijk.
Dus dat wordt vooral een kwestie van zelf rustig terugkijken en kritisch nadenken. "Hier gebeurt iets onverwachts, en wat zou daar nou eens de oorzaak van kunnen zijn?" Dan weeet je nog niet of dat ook de oorzaak was, maar dan zou je dat soort dingen eens gericht kunnen nagaain een vervolgonderzoek. 

groet, Jan
Marjolein op 29 maart 2018 om 12:41
Dag Jan,
Dank je wel voor je reactie!
Ik ga aan de slag.
Groeten, Marjolein

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Ariane heeft drieëntwintig appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Ariane nu over?

Antwoord: (vul een getal in)