Interferentie van 2 geluidsbronnen.

Gijs stelde deze vraag op 13 maart 2018 om 12:43.

In mijn examenbundel staat de volgende vraag met uitwerking (zie bijlage) alleen snap ik iets niet helemaal. Waarom is hoek alpha in de grote driehoek (fig. 2) aan hoek alpha in de kleine driehoek (fig. 1)?.

Ik zie op het oog wel dat de hoeken gelijk zijn, maar kan er geen (wiskundige) verklaring voor vinden. Hopelijk kan iemand mij hiermee helpen. Bij voorbaat dank.

Reacties

Theo de Klerk op 13 maart 2018 om 13:08
Vanwege de grote lengten van de lijnen mag je AN, XN en BN als vrijwel evenwijdige lijnen zien.
Dan heb je twee gelijkvormige driehoeken ADC en BAC die allebei hoek ACD en een hoek van 90º hebben en "dus" de overgebleven hoek allebei even groot, α, moet zijn.
En driehoeken ADC en AMN zijn ook gelijkvormig om dezelfde reden: beide hebben een hoek α en een hoek van 90º en daarmee drie dezelfde hoeken.
En daarmee is BDA ook gelijkvorming met AMN en hebben ze beide een hoek α

Gijs op 13 maart 2018 om 13:17
Het was even puzzelen, maar ik zie het nu. Dankuwel!

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Clara heeft vierentwintig appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Clara nu over?

Antwoord: (vul een getal in)