Optica - lenssterkte

Mohanad stelde deze vraag op 29 november 2017 om 13:32.

 Hallo,

Ik heb een opgave waarbij er geen uitwerkingen bij staan.

In de volgende opgave moet de plaats van de lens en de plaats van het brandpunt bepaald worden.

Ik heb de stralen van V omgekeerd door het optisch midden getekendnaar B getekend. Daarna heb ik met mijn geodriehoek de voorwerpsafstand en beeldafstand bepaald en heb ik met de lenzenformule berekend wat het brandpuntafstand is. Ik vraag me af of dit op de goede manier is gedaan.Zie afbeelding:

In de tweede opgave wordt gevraagd om de sterkte van de lens te berekenen zonder gebruik te maken van de constructie. Nu zijn de enige gegevens die er staan de beeldgrootte, voorwerpsgrootte en de totale afstand tussen het beeld en het voorwerp. Met de beeldgrootte en de voorwerpsgrootte kan de vergroting berekend worden met N=B/V. In dit geval: N=6/2= 3 De lenssterkte staat gelijk aan 1/brandpuntafstand. Met de lenzenformule mis ik een aantal informatie om brandpuntafstand te berekenen. Hoe kan ik dit oplossen?

Reacties

Theo de Klerk op 29 november 2017 om 14:04
>Ik vraag me af of dit op de goede manier is gedaan.Zie afbeelding

Ja - dat ziet er goed uit. Stralen door het midden van een lens buigen niet af, dus de zandloper die je tekent geven inderdaad de stralen aan aan de rand van de lichtbundel die het beeld vormen. Op de berekende brandpuntsafstanden moet je maar eens een lens tekenen. Vervolgens de andere constructiestralen (uit het voorwerp horizontaal tot de lens, dan gebogen door het brandpunt verder): idealiter zouden die stralen ook bij de rand van het beeld moeten uitkomen.

Bij de 2e opgave mag je niets opmeten, maar begin je goed met het berekenen:  B = b/v = 3. Dus v = 3b en v+b = 3b + b = 4b = 16 cm.
Dan weet je precies hoe groot v en b zijn.
Vul dat in je 1/v + 1/b =1/f lenzenformule in (in meters!) en bepaal zo de sterkte van de lens 1/f = S in dioptrie.

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Ariane heeft vier appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Ariane nu over?

Antwoord: (vul een getal in)