Voor natuurkunde hebben we de volgende proef gedaan:
LED-lampjes van verschillende kleuren zijn om de beurt in een stroomkring geplaatst met een aanpasbare spanningsbron. Er zit een weerstand van 330Ω in de stroomkring. Vervolgens verhoog je de spanning totdat het lampje net gaat branden. De bijbehorende spanning schrijf je op.
Nu moeten we hiermee de constante van Planck bepalen. Gezien het energieverlies van het elektron gelijk is aan de energie van het foton, wordt de formule h = (e x ΔU)/f.

Ik heb van ieder lampje apart de constante van Planck berekent en hier kwamen relatief logische getallen uit (niet té ver van 6,626 x 10^-34). Dit bleek echter niet de bedoeling te zijn.
We moeten eigenlijk de h bepalen door de frequentie van elke kleur (die zijn gegeven) en de spanning die erbij hoorde in een grafiek uitzetten en dan de richtingscoëfficiënt van de trendlijn gebruiken bij het berekenen van h. Als ik dit doe kom ik echter op een totaal ander antwoord uit dan wanneer ik het gemiddelde neem van de eerder berekende h's. Ik heb de lijn niet eens zelf getrokken, dat heb ik Word laten doen. Mijn grafische rekenmachine geeft dezelfde richtingscoëfficiënt.

Is dit normaal? Wat heb ik verkeerd gedaan, want ik heb wel weer dezelfde formule gebruikt: h = (e x ΔU)/f? Het is ook geen overduidelijke fout, want mijn h hierbij komt uit in dezelfde orde van grootte. Ik mis dus ook geen nullen.

Kan iemand helpen, want ik ben best een beetje wanhopig inmiddels.