Luchtwrijving van papier

Hannah stelde deze vraag op 14 juni 2017 om 19:34.

Hallo iedereen, 

Voor een natuurkunde onderzoek hebben wij verschillende formaten papier laten vallen vanaf dezelfde hoogte en gemerkt dat er geen verschil zat tussen de valtijden.

Onze hypothese was dat hoe kleiner het formaat, en dus de oppervlakte, zou zijn, hoe kleiner de valtijd zou worden doordat de luchtwrijving minder zou zijn, omdat de enige variabele van die formule de oppervlakte zou moeten zijn omdat we overal dezelfde stof, papier, hebben gebruikt.

Waardoor komt het dat dit toch niet zo is? Is dat gewoon iets speciaals aan papier omdat het hoe kleiner het is meer rondvliegt of zit er meer achter?

Reacties

Theo de Klerk op 14 juni 2017 om 19:42
Een moeilijk reproduceerbaar proefje. Als het velletjes papier zijn, dan wapperen die overal heen ipv recht naar beneden te vallen. Het oppervlak is dan wel verschillend, maar de massa ook. En bij het gewapper kun je ook niet goed van een oppervlak spreken: een papier vertikaal is heel dun, een papiervel horizontaal juist heel groot.

Ik denk dat je de proef wat reproduceerbaarder moet opzetten alvorens conclusies te kunnen trekken.
Jan van de Velde op 14 juni 2017 om 22:24

Hannah plaatste:

Onze hypothese was dat hoe kleiner het formaat, en dus de oppervlakte, zou zijn, hoe kleiner de valtijd zou worden doordat de luchtwrijving minder zou zijn, omdat de enige variabele van die formule de oppervlakte zou moeten zijn omdat we overal dezelfde stof, papier, hebben gebruikt.

Aanvullend: hierop is natuurlijk ook nog wel iets aan te merken. Als je papierdikte gelijk blijft en je knipt het alleen in tweeën, dan halveer je niet alleen het oppervlak (en dus de luchtweerstand) maar halveer je tevens de massa (en dus de zwaartekracht).

Als het valgedrag dan gelijk is (dwz even stabiel of onstabiel vallen, even erg "wapperen") dan zal de valsnelheid inderdaad niet sterk variëren.

Groet, Jan

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Ariane heeft twintig appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Ariane nu over?

Antwoord: (vul een getal in)