practicumlampjes

Ingeborg stelde deze vraag op 05 januari 2017 om 11:46.

 Hallo 
In mijn boek fysica staat een oefening waar ik het nogal lastig mee heb, na mijn boek 3 keer opnieuw doorgenomen te hebben lukt het mij nog dteeds niet. Ik hoop dat iemand mij kan helpen. 

Tijdens een practicumproef zijn er 2 types lampjes. Boven de schroefdraad staat op de lampjes: 6V/3W (type 1) of 6V/1,5W (type 2).
A) Rani en Jo gaan in discussie over de betekenis van de info op het eerste type. Wie heeft gelijk ? Verklaar je antwoord. 
Rani: bij een spanning van 6V levert het lampje 3W aan licht.
Jo: bij een spanning van 6V neemt het lampje 3W aan vermogen op.
B) welk type lampje heeft de grootste weerstand ? 
C) welke spanning moet je aanlegen om een lampje van type2 even hard te doen branden als een lampje van type 1 bij 3V. 

Alvast heel erg bedankt
Ingeborg

Reacties

Jan van de Velde op 05 januari 2017 om 11:54
dag Ingeborg,

A) Jo heeft gelijk (ik hoop dat dat toch echt wel ergens in je boek staat vermeld, anders is en blijft dat een gokvraag natuurlijk) 

B) 
Spanning en vermogen gegeven, weerstand gevraagd
P= 3 W
U= 6 V
R=?? 

er zijn geen "standaard"formules met een P en een U waarmee je een R zou kunnen berekenen. In dat geval geldt de tegeltjeswijsheid:



Is er iets dat je kunt berekenen met behulp van een P en een U ?? 
Zo ja, doe dat dan eens? 
dan heb je er namelijk een nieuw gegeven bij
Met dat nieuwe en een of meer van de oude gegevens, kun je nu wél een R berekenen? 

C) kijken we daarna wel eens naar

Groet, Jan
Ingeborg op 05 januari 2017 om 12:02
Heel erg bedankt. De weerstanden heb ik nu gevonden en nu weet ik ook waar die 6V/3W voor staat. 

Jan van de Velde op 05 januari 2017 om 12:31
Als je dan ook C hebt opgelost moet je alleen nog beseffen dat een gloeilampje geen ohmse weerstand is: Hoe heter het wordt, hoe meer licht het uitzendt, maar óók hoe hoger de weerstand wordt. 
De weerstand die je bij B) berekende geldt dan ook alleen bij die gegeven (nominale) spanning waarvoor het lampje ontworpen is.

Ook, wat je bij C berekent is een beetje idioot gevraagd: 
Vragen ze je eerst bij A) of dat vermogen het opgenomen of het afgeleverde vermogen is, en laten ze je concluderen dat dat het opgenomen (elektrische) vermogen is.
En dan gaan ze je bij C wat laten uitrekenen om het lampje 2 "even hard te doen branden", oftewel, een even groot afgeleverd (licht)vermogen te laten geven??
Daar kun je niks van zeggen, dat hangt helemaal af van het rendement van zo'n lamp. 

Dus vraag C geeft je écht helemaal een verkeerde indruk van hoe lampjes werken. Beetje zinloos gegoochel met formuletjes. Als ik je docent was liet ik heel de klas die vraag C uitgummen. 

groet, Jan
Thijs op 02 maart 2017 om 20:06
b. P=U*I
U is bij beide lampjes gelijk (6V), dus P is groter als I groter is. Verder is het zo dat R=U/ I U blijft gelijk dus als I groter wordt zal R kleiner worden.
Bij het lampje van 1,5W is I het kleinst deze zal dus ook de grootste weerstand hebben.

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Roos heeft eenendertig appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Roos nu over?

Antwoord: (vul een getal in)