Alle weerstanden identiek. Door R₁ gaat dan net zoveel stroom als door R₂ (namelijk I = U/R, zelfde U en zelfde waarde R).
Door R₃ gaat de somstroom (2 I₁): I₁ = I₂
De spanning over elk van de weerstanden in de parallelle tak is nu ook bekend: U₁ = U₂ = I₂ x 10  V
De spanning over R₃ ken je ook U₃ = I₃R = (I₁+I₂) x 10

Spanning  van de batterij is de totale spanning, dus U₂ + U₃

Ik kom toch niet uit die antwoord Is C maar ik snap het totaal niet 

bereken de spanning over R1(=U_R2)
bereken de stroom door R3
bereken daarmee de spanning over R3
bereken de totale spanning.

die stappen in die volgorde leveren (het juiste) antwoord C

en daarmee gaan we slapen, hier in Nederland is het kwart over een....

Parallelle takken hebben dezelfde spanning.
U₁ = I₁R₁  = 0,5 x 10 = 5 V
U₂ = U₁ = 5 V -->  I₂ = I₁ = U₁/R₂ = 5/10 = 0,5 A
I₃ = I₁ + I₂ = 0,5 + 0,5 = 1 A
U₃ = I₃R₃ = 1 x 10 = 10 V

U_bat = U₂ + U₃ = 5 + 10 = 15 V  (= antwoord C)