Zwaarte-energie (vwo 2014-I-1)

Anne stelde deze vraag op 16 mei 2016 om 18:30.

 Goeie avond!

Ik had even een vraagje over deze vraag:
http://www.natuurkunde.nl/opdrachten/2059/tsunami-vwo-2014-1-opg-1

Bij vraag a snap ik eigenlijk niet waarom je bij de hoogte de hoogte van het zwaartepunt moet nemen. Dat zou betekenen dat je bi de zwaarte-energie van het water in zijn geheel het midden moet doen van de hele zee. Maar in principe is zwaartenergie toch relatief? Als je de zwaarte-energie van het hele water op nul stelt en dan de zwaarte-energie van de waterberg wilt berekenen dan kan je toch gewoon de hoogte van de berg doen. Waarom persé het zwaartepunt? Ez=mxgxh. Die h is toch gewoon de hoogte vanaf het nul niveau (in dit geval het oppervlak van het water). 
Ik ben bang dat ik op mijn examen ook zo'n fout maak. 

Reacties

Theo de Klerk op 16 mei 2016 om 19:15
Bij veel berekeningen aan uitgebreide voorwerpen (bal, lichaam, planeet) mag je het voorwerp als een punt voorstellen waarin alle massa samengebald wordt gedacht. Dat rekent makkelijker (alles op 1 plek ipv verspreid over een reeks punten) en is meestal even goed. Zo'n punt wordt zwaartepunt genoemd. Voor "simpele" voorwerpen is het meestal in het midden van het voorwerp te vinden. Midden in de bal, midden in een balk, midden in een mens (beetje navel-hoogte).

Dus ipv een hele plons water in LxBxH als groot volume te beschouwen kun je in veel situaties waar het zich als 1 object voordoet, ook als punt zien met alle massa.

De zwaarte energie van water op de bodem van een zwembad zou je nul kunnen noemen, het water op hoogte h bovenaan is dan mgh. En water in lagen ertussen ergens tussen 0 en mgh. Denk je het hele zwembad als 1 punt met alle water erin verzameld, dan ligt dit punt in het midden van het zwembad en op halve hoogte. De energie van alle water is dan Mg.1/2h met M=massa alle water (=volume x dichtheid)
Anne op 19 mei 2016 om 10:15
dank voor uw antwoord!!

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Roos heeft achtentwintig appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Roos nu over?

Antwoord: (vul een getal in)