Weerstand: examenopgave VWO

xChoco stelde deze vraag op 15 mei 2016 om 15:06.

Hallo,

Ik heb het voorbeeldexamen vwo 2016 gemaakt en ik snap het antwoord bij opgave 3 niet. Zou iemand het mij stap voor stap uit kunnen leggen?

https://www.hetcvte.nl/item/voorbeeldexamens_natuurkunde_bij

Bij voorbaat dank.

Reacties

Jan van de Velde op 15 mei 2016 om 15:31
dag xChoco,



Je kunt berekenen dat de voltmeter in de getekende situatie 2,5 V zal aangeven?
(serieweerstanden delen de spanning rnaar rato van hun weerstandsgrootte)

Bereken dan ook eens hoe groot de spanning die de voltmeter aangeeft wordt als de onderste weerstand 350 Ω blijft, maar de bovenste weerstand (rekstrookje) 351 Ω wordt.

Reken dat vervolgens om naar een percentage van de oorspronkelijke aanwijzing.
Voorzie ten slotte je eindantwoord van een passende conclusie.

Groet, Jan



xChoco op 15 mei 2016 om 19:32
Bedankt, Jan! Ik begrijp alleen de laatste stap bij de antwoorden niet, 350/701 x 5,00 = U? Hoezo geldt dat hier?
Jan van de Velde op 15 mei 2016 om 19:41

Jan van de Velde plaatste:


(serieweerstanden delen de spanning naar rato van hun weerstandsgrootte)


het deel van de schakeling waarover je de spanning meet heeft een weerstand van 350 Ω
de totale weerstand van de serie is 701 Ω

de totale spanning over de serie is 5 V

Groet, Jan

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Clara heeft zes appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Clara nu over?

Antwoord: (vul een getal in)