halogeenlamp

Joris stelde deze vraag op 19 april 2016 om 21:57.

 http://www.natuurkunde.nl/opdrachten/724/halogeenlamp-rv-vwo-1-2004-ii
Ik heb een vraag over d. 

Ik dacht voor het bepalen van I gebruik je alsnog de formule U = IR, maar houd je er rekening mee dat R toeneemt. Dan zou ik zeggen dat de grafiek kan gaan van 6V = 2A x 3 Ohm naar 12 V = 3A en 4 Ohm. Dan neemt de I minder toe dan de U en dan zou ik lijn 3 zeggen, maar dat klopt niet, want het is lijn 1.
Waar ga ik de mist in?

Reacties

Jan van de Velde op 19 april 2016 om 22:08
toch zeg je het, zoals ik je begrijp, goed:

Joris plaatste:

 http://www.natuurkunde.nl/opdrachten/724/halogeenlamp-rv-vwo-1-2004-ii

..//.. 
houd je er rekening mee dat R toeneemt.
..//.. 
Dan neemt de I minder toe dan de U 
..//..

en dat gebeurt nou juist bij lijn één: eerst neemt de stroomsterkte nogal behoorlijk toe bij een kleine toename van U, later neemt de stroomsterkte nog maar weinig toe, zelfs bij forse verhoging van U .



En dat is omdat die gloeidraad heet wordt, en daardoor zijn weerstand fors toeneemt. Dat kan makkelijk een factor 10 of meer schelen tussen een koude en een hete toestand, en dat zie je ook als je de U/I rico's neemt van lijn 1 helemaal links in het diagram vergeleken met helemaal rechts.

groet, Jan

Bart op 20 april 2016 om 08:50
In principe zou de R toch ook verhoogd kunnen worden, maar dat de lijn wel recht is. Als bij een zelfde verhoging van de U, de I ook steeds met hetzelfde toeneemt
Willem op 20 april 2016 om 09:25
Als de lijn recht is en door de oorsprong gaat, is de verhouding U/I constant, de weerstand dus ook!
Theo de Klerk op 20 april 2016 om 13:23
Wellicht helpt bijgaand plaatje. Links de situatie als de lamp een vaste weerstand zou hebben, net als de dimmer. Als de spanning over de dimmer daalt, neemt die over de lamp toe en daarmee ook de totale stroom (in dit voorbeeld).

Kijken we alleen naar de lamp dan is steeds Rlamp = Ulamp/I  Indien koud, zal de stroom groot zijn. Na opwarming (grotere R) moet de stroom kleiner worden (bij gelijkblijvende spanning, de dimmer verandert dus niet). Dat betekent dat de helling van de raaklijn aan de grafiek tussen U en I steiler wordt (en in de tekening met de gekozen I,U assen ipv U,I assen, vlakker).
Nog verdere opwarming maakt de stroom nog kleiner en de helling van de I,U raaklijn nog vlakker.
Als de opwarming gebeurt doordat de dimmer minder meespeelt, dan zal de lijn van de lamp vlakker moeten gaan lopen maar mate de lamp een groter deel van de spanning over zich heeft staan. Dat komt overeen met de bovenste lijn van de drie waaruit je kiezen moet.

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Noortje heeft negenentwintig appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Noortje nu over?

Antwoord: (vul een getal in)