normaalkracht achtbaan

Laura stelde deze vraag op 14 april 2016 om 23:12.

Hallo,
in een van onze toetsen kregen we de vraag welke krachten er tussen A en B werkten. We hadden de keuze uit zwaartekracht, normaalkracht of beide. 
De tekening die we hierbij kregen, was dat van een achtbaanbaan die begon in een hoge top en vervolgens recht naar beneden ging om daarna weer horizontaal te gaan. (een beetje zoals de baron 1898 in de Efteling) Punt A was dan in de top en B helemaal beneden (maar nog niet horizontaal).
Volgens mijn leraar werkte daar alleen de zwaartekracht. Maar klopt dit? En zo ja, waarom?
Groetjes Laura

Reacties

Theo de Klerk op 14 april 2016 om 23:29
Normaalkracht is de kracht die een oppervlak (grond, muur, rails) uitoefent op een voorwerp dat er een kracht op uitoefent. En wel zodanig, dat je niet door dat oppervlak heenzakt. Dus:
- op een vloer is de normaalkracht recht omhoog, even groot als de zwaartekracht naar beneden
- op een muur is de normaalkracht horizontaal en tegengesteld aan maar even groot als de kracht waarmee je tegen de muur duwt of leunt
- op een schuine rail is de normaalkracht loodrecht op de rail en zal tegengesteld en gelijk zijn in grootte aan een deel van de zwaartekracht, namelijk de component ervan die loodrecht op de rail staat.

Bij gebrek aan een tekening weet ik niet wat in jouw geval van toepassing is. Bij vertikale val is er geen normaalkracht. Als je in een bocht van de rail zit dit van vertikaal naar horizontaal buigt, dan is de normaalkracht er wel en staat loodrecht op de rail (je zakt er immers niet doorheen)
Jan van de Velde op 14 april 2016 om 23:42

Laura plaatste:

 welke krachten er tussen A en B werkten.
 Punt A was dan in de top en B helemaal beneden 

Heel onlogische vraag zoals jij hem hier stelt. "Tussen twee punten" op een achtbaan werkt geen enkele kracht. Hier zou dus best een of ander in jouw interpretatie verloren gegaan kunnen zijn....
Heb je misschien de letterlijke vraag?

Groet, Jan

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Ariane heeft tweeëntwintig appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Ariane nu over?

Antwoord: (vul een getal in)