Anouk
stelde deze vraag op
27 maart 2016 om 19:27.
Ik heb een opdracht waarin staat: Joost laat een steen van een brug naar beneden vallen. Na 3,4 seconden raakt de steen de grond.
Vraag: Bereken de snelheid waarmee de steen de grond raakt.
Ik heb de uitwerkingen maar ik snap dit niet.
Welke forule moet je hierbij gebruiken?
Reacties
Jan van de Velde
op
27 maart 2016 om 19:33
dag Anouk
Dat zijn slechte uitwerkingen als je daarin niet terugvindt welke formule is gebruikt. in dit soort gevallen gebruik je de algemene bewegingsvergelijking:
s(t) = s(0) + v(0)t + ½at²
oftewel, de afgelegde weg op tijdstip t is de afgelegde weg op tijdstip 0 plus de beginsnelheid maal de tijd plus een half keer de versnelling keer de tijd in het kwadraat. Als we er van uit mogen gaan dat de beginafstand en beginsnelheid beide 0 waren wordt de formule al een heel stuk eenvoudiger.
lukt het zo wel?
Groet, Jan
Theo de Klerk
op
27 maart 2016 om 19:38
Natuurkunde is geen formule-werk. Het is handig, maar het gaat vooral ombegrijpen wat er gebeurt.
Steen valt. Waardoor? Zwaartekracht. Bij kracht hoort een versnelling. De steen valt steeds sneller. Maa de toename van de snelheid blijft hetzelfde. Bijv. met 10 m/s over elke seconde. Dus eerst stilstand (v= 0m/s) dan na een seconde met 10 m/s. En weer een seconde later nog eens 10 m/s meer (v = 20 m/s). De versnelling heet dan 10 m/s per seconde ofwel 10 m/s2 te zijn.
Daarmee is v = versnelling x tijd De zwaartekracht op aarde geeft een versnelling van g = a = 10 m/s2 Dus na 1 seconde is v = 10 x 1 = 10 m/s. Na 2 seconden al v = 10 x 2 = 20 m/s2 . Dus hoe snel gaat de steen na 3,4 seconden?