dag Peter,
dat is altijd een kwestie van meetkundeprobleempjes uit je eerste- en tweedeklas wiskundeboekjes, (F-hoeken, Z-hoeken en zo) maar da's inderdaad een kwestie van herkennen.
Hoewel ik zelf gezegend ben met een goed ruimtelijk inzicht, ook in mijn eigen ervaring gaat dat makkelijker als je je tekening rond zijn as draait. Belangrijk daarbij (en ook makkelijk) is dat we graag en veel gebruik maken van rechte hoeken, omdat die het geometrisch rekenen erg vereenvoudigen.
Een zwaartekracht loodrecht op een horizonlijn, een normaalkracht loodrecht op een helling, en daardoor ook lijnen die je gebruikt om een zwaartekracht te ontbinden loodrecht op die helling en loodrecht op die normaalkracht.
Hieronder een vrij complete hellingsituatie op een gele ondergrond.
Een grote zwarte stip in de hellingshoek.
en daarna 4 x dezelfde tekening, elke keer 90° met de klok mee gedraaid.
Diezelfde hoek is nu in elke tekening op andere plaatsen betrekkelijk eenvoudig te herkennen als
eenzelfde taartpunt met horizontale onderkant en met de punt ook naar rechts gericht.
En daarna is het een kwestie van diezelfde taartpunt even terugzoeken in je oorspronkelijke schets.
Door je tekening zo, in vier posities en steeds 90° verder gedraaid, voor je te leggen zie je geen énkele gelijke hoek over het hoofd.
Wél zorgen dat je hulplijnen (ontbindingslijntjes, horizonlijn onder de helling, werklijnen onder de krachten) lang genoeg zijn. Nu kun je al vier gelijke taartpunten terugvinden, als je een aantal lijnen nog verder verlengt zie je er nog veel meer per draaiing, maar die voegen in het algemeen weinig toe aan de oplossing van je probleem.Helpt dit al?
groet, Jan