Bepaling soortelijke weerstand van een metaal

Thomas stelde deze vraag op 11 februari 2016 om 14:32.

Ik begrijp een deel van mijn praktische opdracht niet zo goed, kunnen jullie mij helpen?

Informatie:
Voor een relatief kleine weerstand (tot enkele honderden Ohms) is de ene schakeling beter geschikt dan de ander. Dit komt omdat zowel de V-meter als de A-meter een eigen weerstand hebben. Hieronder zie 2 mogelijke schakelingen.


A - Leg uit welke van de twee schakelingen het meest geschikt is voor een goede en nauwkeurige bepaling van een kleine weerstand.

B- Waarom moet je de metingen grafisch verwerken? En geef aan hoe je uit de grafiek zo nauwkeurig mogelijk de soortelijke weerstand kunt bepalen.

C- Geef aan hoe je dit resultaat verwerkt tot de gevraagde soortelijke weerstand.


Reacties

Kasper op 11 februari 2016 om 14:36
ik heb precies het zelfde opdracht van school gekregen en ik snap de tweede vraag niet.
Jan van de Velde op 12 februari 2016 om 00:03
dag Kasper, Thomas,

ik heb de vragen even letters gegeven.

A-
Ik heb figuur 1 (ja, figuur één) even hertekend zoals ze feitelijk is: 


Jullie figuur 2 kan onveranderd blijven.

Snap je wat elk van die drie weerstandjes hierboven voorstellen uit jullie oorspronkelijke figuur 1? 
Denk ook aan jullie zinnetje: 

Thomas van Janssen plaatste:

Dit komt omdat ..//.. de A-meter een eigen weerstand hebben. 



B-  
ten eerste staat er in de vraagstelling een (type??)fout: het gaat niet lukken uit je grafiek de soortelijke weerstand te bepalen.


Maar weerstand wél . Echter, ik zie geen variabele spanningsbron dus ik kan me maar één meting voorstellen. Maar als je de spanning gaat variëren en dus meerdere metingen krijgt, dan kun je uit elk van die getallenparen U/I= R berekenen, en die waarden middelen. Geen grafiek nodig, lijkt het......

Maar er kan een addertje onder het gras zitten. In diagrammen uitgezet zou je zomaar gevallen als hieronder kunnen krijgen:


 
Bij alledrie deze meetsets zul je, eenvoudigweg de afzonderlijke R=U/I sommetjes middelend, op een gelijkaardig gemiddelde uitkomen. Maar toch duiden de drie bovenstaande grafieken op héél sterk uiteenlopende weerstandswaarden. Zie je waarom??
Hint: selecteer tussen de haken: ( richtingscoëfficiënt

C-
Welke gegevens behalve U en I (en dus R) heb je nóg nodig om de SOORTELIJKE weerstand van het materiaal van je weerstand(sdraad) te berekenen? 

Groet, Jan

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Noortje heeft dertig appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Noortje nu over?

Antwoord: (vul een getal in)