uitzetten van koper/ vraag 3 VWO

Michael stelde deze vraag op 10 september 2015 om 14:39.

 ik heb morgen een so, om te oefenen kreeg ik de volgende opgaven. helaas zijn de antwoorden niet gegeven. bij deze vraag snap ik iets sniet.

een koperen buis van 4 meter wordt van kamertemperatuur (20°C) opgewarmd doordat er heet water doorheen stroomtt. na opwarming is de buis 8 mm langer. bereken de temperatuur van het water.

mijn uitwerking
L = 4 meter
Δ L = 8 mm = 0,008 m
uitz. coëff koper = 16,8 x 10-6

ΔT = ΔL/ L x uitz coeff
ΔT = 0,008/4 x 16,8x10-6
ΔT = 119
watertemperatuur is 20 + 119  = 139 °C

ik weet niet wat ik fout doe, water kan toch niet heter worden dan 100 C?


ik hoop van u te horen

met vriendelijke groet
Michael 
3 VWO

Reacties

Jaap op 10 september 2015 om 18:43
Dag Michael,
Je berekening lijkt me juist, behalve een schrijffout: er staat 0,008/4x16,8x10(-6) maar wat je (correct) berekent, is 0,008/4/(16,8x10-6)=119 ºC
Bij veel natuurkundedocenten moet je op het eind een decimale uitkomst geven, geen breuk, en je moet de eenheid erbij zetten.
Tja, vloeibaar water van 139 ºC? Dat kan best, als het onder voldoende hoge druk staat (circa 3,6 maal de gewone luchtdruk). Bij voorbeeld in een afgesloten koperen buis met een vlammetje eronder.
Zou de bedenker van de opgave dit hebben voorzien?
Succes met je SO, groeten,
Jaap Koole
Jan van de Velde op 10 september 2015 om 18:53

Jaap Koole plaatste:

Tja, vloeibaar water van 139 ºC? Dat kan best, als het onder voldoende hoge druk staat (circa 3,6 maal de gewone luchtdruk).
Inderdaad. Maar goed opgemerkt van Michael, nooit vergeten om op je uitkomsten een realiteitscontrole te doen.

Dat soort temperaturen zul je thuis nooit tegenkomen, op de CV thuis staat niet meer dan zo'n 1,5 bar overdruk om kookbelletjes te voorkomen, maar in fabrieksinstallaties is dat zeker geen uitzondering. Als je daar met hogere temperaturen dan 100°C moet werken is het óf hogedruk-warmwater, of stoom.

Groet, Jan

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Clara heeft zeven appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Clara nu over?

Antwoord: (vul een getal in)