stroom en spanning
Samantha stelde deze vraag op 28 april 2005 om 10:49.
Ik heb een paar vraagjes over elektriciteit waar ik zelf niet uitkom. Doe op dit moment zelfstudie VWO Natuurkunde 1 bij de NHA en kom uit deze opgaven niet uit:
1) Tussen 0 en 2000 sec, stroomt er met constante stroom 8A van een laadapparaat naar de accu. Dit betekent, berekend met de wet van Ohm, dat de hoeveelheid lading die van het laadapparaat naar de accu stroomt dan 8000 Coulomb is in deze 2000s. Mijn vraag:
2) een metalen bolletje A is negatief geladen. Deze wordt geleidend verbonden met een even grote bol B die oorspronkelijk elektrisch neutraal is. De vraag is nu:
3) ik heb een opgave waar ik niet uitkom omdat er volgens mij iets mist: Een onbelichte LDR heeft een weerstand van ongeveer 10MOhm. Bij belichting neemt de weerstandswaarde sterk af.
Hoe groot is de weerstandswaarde als deze wordt aangesloten op een spanningsbron van 4,5V in het donker? Oke, die kun je nog berekenen, maar dan moet ik beantwoorden hoe groot de spanning is als er licht op de LDR valt, dit kan ik toch niet berekenen als ik niet weet HOEVEEL de weerstandswaarde afneemt? Of wel? Nu wordt de LDR in serie met een serieweerstand aangesloten. De spanning over de serieweerstand van 10kOhm is 4,1 V als de LDR belicht wordt. Hoe groot is de spanning over de serieweerstand in het donker???
4) Een schakeling bevat 3 precies dezelfde gloeilampjes, A, B en C. A is in serie aangesloten op een spanningsbron van 12 V. De stroomsterkte is o,52A. B en C zijn parallel aangesloten met een schakelaar S die openstaat. Bereken de weerstand van een lampje. Moet ik nu alleen Lampje A en B in betracht nemen omdat de schakelaar nog open staat en zo niet alle drie de lampjes branden of moet ik zo doen alsof de schakelaar dicht is en zo de weerstand berekenen omdat het 3 dezelfde lampjes zijn, en ze dus alle 3 dezelfde weerstand zouden moeten hebben? Dus, OF de weerstand van alle 3 de lampjes is 15,4Ohm, aangezien de totale weerstand 23,1Ohm is( 12/0,52) en B plus C is dan 7.7Ohm(vanwege de parallele schakeling), OF de weerstand is 11,6 als ik alleen naar lampje A en B kijk (totaalweerstand gedeeld door 2 omdat het dan alleen om een serieschakeling gaat)??? Nu wordt schakelaar S gesloten. Nu wordt de spanningsbron zo ingesteld dat de spanning over lampje A 8V is. Dan staat er een diagram bij wat voor alle 3 de lampjes geldt, en bij 8 V is de stroomsterkte 0,38A. Nu moet ik berekenen op hoeveel spanning de spanningsbron is ingesteld. Kan ik dan wel van dit diagram uitgaan, omdat dan A in serie is, en B en C parallel, en in een parallelschakeling zijn de stroomsterkten ja niet overal hetzelfde... En hoe zit het dan weer met die weerstanden? Zijn die verandert omdat schakelaar S is dichtgegaan? Omdat ik met de wet van Ohm, voor lampje A dan op een weerstand van 21,1Ohm kom( 8Volt= 0,38 maal Ra, Ra is dan 21,1 Ohm) en niet op 15,4 of, 11,6??? 5)
Laatste vraagje!:
We maken een spanningsdeler door een constantaandraad van 0,90m lengte aan te sluiten op een spanningsbron van 3V en door op de draad een schuifcontact aan te brengen. Bereken de plaats van het schuifcontact om tussen het schuifcontact en het uiteinde van de draad dat aan de minpool van de spanningsbron zit, een spanning van 1,2 V te krijgen. Zo, nu heb ik de soortelijke weerstand van constantaandraad opgezocht, maar mijn probleem is nu, ik moet toch ook eerst weten hoe dik die draad überhaupt is om de vraag te kunnen beantwoorden? Aangezien de formule voor de weerstand is: p maal lengte/A???
Alvast bedankt!
1) Tussen 0 en 2000 sec, stroomt er met constante stroom 8A van een laadapparaat naar de accu. Dit betekent, berekend met de wet van Ohm, dat de hoeveelheid lading die van het laadapparaat naar de accu stroomt dan 8000 Coulomb is in deze 2000s. Mijn vraag:
- Hoeveel lading stroomt er dan in dezelfde tijd terug van de accu naar het laadapparaat?
2) een metalen bolletje A is negatief geladen. Deze wordt geleidend verbonden met een even grote bol B die oorspronkelijk elektrisch neutraal is. De vraag is nu:
- Hoe zal zich de lading over de twee bollen gaan verdelen?
- Gebeurd er überhaupt iets, omdat de negatieve deeltjes toch helemaal geen rede hebben te verplaatsen?
- Ik weet wel dat de lading zich gaat verdelen als de ene bol negatief is en de andere positief, maar hoe zit het nou met een neutrale bol?
- En heeft de grote van de bol er iets mee te maken?
- Hoe zit het als de neutrale bol nou groter is als de negatieve of maakt dit niets uit?
- En wat gebeurd er precies als bol A en B verbonden worden met de aarde?
3) ik heb een opgave waar ik niet uitkom omdat er volgens mij iets mist: Een onbelichte LDR heeft een weerstand van ongeveer 10MOhm. Bij belichting neemt de weerstandswaarde sterk af.
Hoe groot is de weerstandswaarde als deze wordt aangesloten op een spanningsbron van 4,5V in het donker? Oke, die kun je nog berekenen, maar dan moet ik beantwoorden hoe groot de spanning is als er licht op de LDR valt, dit kan ik toch niet berekenen als ik niet weet HOEVEEL de weerstandswaarde afneemt? Of wel? Nu wordt de LDR in serie met een serieweerstand aangesloten. De spanning over de serieweerstand van 10kOhm is 4,1 V als de LDR belicht wordt. Hoe groot is de spanning over de serieweerstand in het donker???
4) Een schakeling bevat 3 precies dezelfde gloeilampjes, A, B en C. A is in serie aangesloten op een spanningsbron van 12 V. De stroomsterkte is o,52A. B en C zijn parallel aangesloten met een schakelaar S die openstaat. Bereken de weerstand van een lampje. Moet ik nu alleen Lampje A en B in betracht nemen omdat de schakelaar nog open staat en zo niet alle drie de lampjes branden of moet ik zo doen alsof de schakelaar dicht is en zo de weerstand berekenen omdat het 3 dezelfde lampjes zijn, en ze dus alle 3 dezelfde weerstand zouden moeten hebben? Dus, OF de weerstand van alle 3 de lampjes is 15,4Ohm, aangezien de totale weerstand 23,1Ohm is( 12/0,52) en B plus C is dan 7.7Ohm(vanwege de parallele schakeling), OF de weerstand is 11,6 als ik alleen naar lampje A en B kijk (totaalweerstand gedeeld door 2 omdat het dan alleen om een serieschakeling gaat)??? Nu wordt schakelaar S gesloten. Nu wordt de spanningsbron zo ingesteld dat de spanning over lampje A 8V is. Dan staat er een diagram bij wat voor alle 3 de lampjes geldt, en bij 8 V is de stroomsterkte 0,38A. Nu moet ik berekenen op hoeveel spanning de spanningsbron is ingesteld. Kan ik dan wel van dit diagram uitgaan, omdat dan A in serie is, en B en C parallel, en in een parallelschakeling zijn de stroomsterkten ja niet overal hetzelfde... En hoe zit het dan weer met die weerstanden? Zijn die verandert omdat schakelaar S is dichtgegaan? Omdat ik met de wet van Ohm, voor lampje A dan op een weerstand van 21,1Ohm kom( 8Volt= 0,38 maal Ra, Ra is dan 21,1 Ohm) en niet op 15,4 of, 11,6??? 5)
Laatste vraagje!:
We maken een spanningsdeler door een constantaandraad van 0,90m lengte aan te sluiten op een spanningsbron van 3V en door op de draad een schuifcontact aan te brengen. Bereken de plaats van het schuifcontact om tussen het schuifcontact en het uiteinde van de draad dat aan de minpool van de spanningsbron zit, een spanning van 1,2 V te krijgen. Zo, nu heb ik de soortelijke weerstand van constantaandraad opgezocht, maar mijn probleem is nu, ik moet toch ook eerst weten hoe dik die draad überhaupt is om de vraag te kunnen beantwoorden? Aangezien de formule voor de weerstand is: p maal lengte/A???
Alvast bedankt!