Hoek zonnestralen

Hadia stelde deze vraag op 26 juni 2014 om 19:00.

Hallo,

bij het uitwerken van vragen voor een PO kwam ik niet uit bij een bepaalde vraag. De vraag waar het omgaat is: bereken onder welke hoek zonnestraling rond 21 juni s'middags in Nederland in valt.

(Doe hetzelfde voor 23 sep, 21dec en 20 maart)

Ik weet niet hoe ik deze vraag moet aanpakken.

Alvast bedankt voor een antwoord

 

 

Reacties

Theo op 26 juni 2014 om 19:11

Het zijn de dagen waarop de zon op zijn laagste stand in het zuiden staat (21/12), hoogste stand (21/6) en precies er tussenin (21/3, 23/9) ofwel begin van resp winter, zomer, lente en herfst

Als je weet welke hoek de aardas maakt met het baanvlak waarin de aarde om de zon draait, kun je dan beredeneren hoe hoog de zon staat (als hoek boven de horizon waarbij 90 graden loodrecht boven je is en 0 graden aan de horizon in het zuiden)

Hadia op 26 juni 2014 om 20:29

Maar hoe moet ik het dan exact berekenen is daar een formule voor?

Theo op 26 juni 2014 om 21:48

Ja, er is een formule, maar die is zo simpel dat je die zelf ook kunt vinden.  Teken de situatie eens en kijk welke hoeken je kent en wat de hoek is die dan de zon heeft t.o.v. de horizon.

En een beetje zoeken op het net naar dit probleem kan natuurlijk ook helpen.

Wat heb je zelf al gedaan?

Jan op 26 juni 2014 om 23:48

Wat Theo bedoelt is beginnen met zoiets als

Groet, Jan

Theo op 27 juni 2014 om 10:31

Die lijn met een hoek van 51 graden is de breedtegraad van Nederland. Als je daar staat wijst die lijn recht omhoog (voor jou lokaal is dat dan 90 graden t.o.v. de raaklijn die getekend is en die jouw horizon aangeeft).

De zon staat getekend langs de lijn voor 23 graden (hoogste punt, zomer).

De hoek waaronder jij in Nederland op 51 graden NB die zon ziet staan is dan de hoek tussen horizon (stippellijn raaklijn) en de 23 graden hoek. Die moet nu snel uit te rekenen zijn.

Hadia op 27 juni 2014 om 11:10

Heel erg bedankt, ik begrijp het nu!

 

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Noortje heeft negenentwintig appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Noortje nu over?

Antwoord: (vul een getal in)