Effectieve stroom

Dave stelde deze vraag op 07 april 2014 om 22:01.

Hallo,

Ik heb overmorgen een natuurkunde toets, maar snap 1 vraag in mijn boek niet. 

Het gaat om vraag 17 c, (effectieve waarde)



Ik snap zelf niet waarom het antwoord door de effectieve stroom en effectieve spanning te berekenen is want het gaat toch alleen over weerstand met 25Ohm. Dus waarom moet je de effectieve stroom gebruiken terwijl het om de weerstand 25 ohm gaat want die gebruik niet alle effectieve spanning maar een deel ervan. Ik zou zelf denken om eerste de spanning te berekenen die een 25 ohm weerstand gebruikt. En daarna dit te vermenigvuldigen met de effectieve stroom. 

Waarom klopt dit niet?

Groetjes 

DAve

Reacties

Theo op 07 april 2014 om 22:52

Bij wisselstromen varieert de stroomsterkte (en de spanning) tussen een maximale waarde en een even grote maar tegengestelde minimale waarde. De verandering gaat meestal sinus-vormig.

Effectieve stroomsterkte of spanning is dan de "gemiddelde" waarde van het kwadraat (altijd positief ipv afwisselend positief en negatief) van de sterkte.

Zoals je boek zal uitleggen komt dit neer op een effectieve waarde gelijk aan 1/2 √2 (ca. 0,7x) van de topwaarde. De 230 V van het lichtnet is ook de effectieve spanning. De topspanning is ca. 10/7 van 230 V.

Dus om de effectieve spanningsval of stroomsterkte door een weerstand te berekenen gebruik je U = I.R waarbij U en I de effectieve waarden zijn.

Dave op 07 april 2014 om 23:06

bedankt voor je reactie,

maar is het niet zo dat bij ee serieschakeling de spanning door een weerstand varieert met het aantal weerstanden die zich bevinden in een schakeling?

Dus bijv als je een serieschakeling met een voltage van 12v hebt, en 2 weerstanden. dan is bij de eerste weerstand dus 12v, maar bij de tweede is dat niet lager dan 12 volt?

en zo ja, moet ik dat niet die voltage nemen? 

Dus in dit geval niet de effectieve spanning (want spanning : u1+u2 etc)

 

Groetjes

Dave

dave op 07 april 2014 om 23:08

dus wat ik eigenlijk bedoel is,

moet ik niet P= I^2*R gebruiken waarbij I = 0.28 A en R = 25 Ohm?

 

Theo op 07 april 2014 om 23:45

Je berekent de effectieve spanning en stroomsterkte en doet vervolgens alsof dat gelijkstroomwaarden zijn (dat mag bij weerstanden, niet bij condensatoren en spoelen).

Vervolgens neem je voor het vermogen door de aangesloten weerstand alleen de spanningsval U over die weerstand alleen (die gelijk is Ieff x 25 Ω) :

P = U.I

 

(niet nodig maar je kunt dit omzetten in P = (I.R).I = Ieff2R)

Dave op 07 april 2014 om 23:58

Als ik dat doe krijg ik dit:

0.28 = effectieve stroomsterkte

dus 0.28 *25= 7 volt is U spanningsval

 

0.28 * 7= 1.96 W = vermogen maar dit komt dus niet overeen met het boek??? 

Doe ik iets verkeerd?

 

Dave

(PS kunt u ook nog iets meer toelichting geven wat u bedoelt met: het mag gezien worden als gelijkspanningswaarden maar bij spoelen niet?)

Jan op 08 april 2014 om 00:35

dag Dave,

effectieve spanning is ½√2 x 11,3 V= 7,9 V

staand over een serie van  25 + 3,5 = 28,5 Ω geeft dat een effectieve stroomsterkte van Ieff = Ueff/R = 7,9/28,5 = 0,278 A 

spanning over de serieweerstand van 25 Ω is (25/28,5) x 7,9 = 6,93 V

vermogen ontwikkeld in de weerstand van 25 Ω wordt dus U x I = 6,93 x 0,278 = 1,93 W (1,9 W)

en het antwoordenboekje lijkt zoals veel vaker voorkomt de schuldige, want als ik het vermogen van de volle 28,5 Ω bereken kom ik op die 2,2 W uit. Maar de gedrukte vraag heeft het nadrukkelijk over die weerstand van 25 Ω. Ik denk dat iemand niet voor niks in die vraag c die 25 Ω heeft doorgestreept en er 28,5 Ω met een vraagteken onder heeft gekrabbeld. 

Groet, Jan

Theo op 08 april 2014 om 01:15

Ik kijk even in de Syst Natuurkunde (deel 5 hfd 7) antwoorden  en zie dat men daar ook de beide weerstanden tezamen neemt. Had ik voor mijn klas destijds al verbeterd en doorgegeven (maar men deed er niets mee ivm drukte voor nieuwe editie):

b (afgerond van 0,278 A bij 2 significante cijfers)

c  Peff = Ieff ? Ueff = 0,28 × 7,99 = 2,2 W

Hier is de hele spanningsval gebruikt.
Correct is evenwel het gevraagde vermogen over alleen de 25Ω weerstand:
Ueff = Ieff.R = 0,278 x 25 = 6,95 V zodat P = 0,278 x 6,95 = 1,96 = 1,93 = 1,9 W (2 significante cijfers)

 

Dave op 08 april 2014 om 06:20

Hallo theo en jan,

Heel erg bedankt voor jullie hulp. :)

groetjes

Dave

Theo op 08 april 2014 om 12:29
 

Dave, 7 apr 2014

(PS kunt u ook nog iets meer toelichting geven wat u bedoelt met: het mag gezien worden als gelijkspanningswaarden maar bij spoelen niet?)

Bij weerstanden gaat de stroom er zonder bij-effecten doorheen en lopen spanning en stroomsterkte in fase (gelijk maximaal, gelijk minimaal enz).

Bij spoelen wordt bij de doorgang van de wisselstroom een magneetveld opgebouwd en afgebroken. Daardoor gaan stroomsterkte en spanning uit fase lopen (niet gelijk maximaal en minimaal). Evenzo bij condensatoren waar door op- en ontladen van de platen het elektrische veld en spanning ertussen wisselt. Ook nu gaan stroom (transport van de ladingen) en spanning uit fase lopen.

De "weerstand" die de stroom ondervindt bij weerstanden (R), spoelen (L) en condensators (C) worden algemener "impedantie" genoemd. (http://nl.wikipedia.org/wiki/Impedantie)

Voor details over een kring met alle drie soorten in serie (RLC kring) zie http://en.wikipedia.org/wiki/RLC_circuit

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Roos heeft drie appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Roos nu over?

Antwoord: (vul een getal in)