Dag Janette,
Je geeft zelf het antwoord als, en als je even goed kijkt zul je zien dat je antwoord nogal voor de hand ligt.
in s=½at² vind je nergens het symbool v voor snelheid ("v"elocity) , wél het symbool a voor versnelling ("a"ccelleration). Aan zo'n formule heb je dus niks als je alleen maar een -gemiddelde- snelheid hebt, wél als je een versnelling en een tijd hebt.
Wat je ook moet beseffen is dat beide formuletjes deel zijn van een algemenere formule:
st=s0 + v0t + ½at²
Als je start op afstand 0 met een versnelling a = 0 m/s² blijft alleen de middelste term over en krijg je s=v·t. Die geldt dus alléén als de versnelling inderdaad 0 m/s² is, bij constante snelheid dus.
als je start op afstand 0 (s0=0 m) en een beginsnelheid v0=0 m/s hebt, worden de eerste termen 0 en blijft alleen s=½at² over. Maar dat geldt dan inderdaad alleen weer bij start vanuit stilstand (beginsnelheid 0 m/s).
logisch??
Groet, jan