hoekversnelling bij gewicht g

w.den.hartogh stelde deze vraag op 19 december 2011 om 10:50.

Ik heb een vraag over een gewicht g dat valt met afgelegde weg S=1m.
De kabel welke gewicht vasthoudt zit op een trommel met r=0.3m.
Beginsnelheid is 0m/s dus ook hoeksnelheid ω=0 rad/s
Een gewicht hangt aan het uiteinde van een kabel die opgerold is op een trommel met een diameter van 30 cm. (w0)

Men laat het gewicht los op een hoogte van 1m van de grond.

Bereken de hoekversnelling van de trommel en de hoeksnelheid wanneer de massa de grond raakt.

Antw moet zijn ω= 30 rad/s; a = 66,7 rad/s²

Formules die ik ken:

Eenparige versnelling: 

  • zwaartekracht versnelling a=g=10m/s2
  • s=1/2 at2 hier zou ik dan t uit kunnen rekenen
  • Vt=V0+at

Hoeksnelheid:

  • versnelling hoeksnelheid is: a = (ωeind-ωbegin)/dt

maar hoe moet ik dit alles aan elkaar brengen voor goed antwoord ?

Ik heb meerdere van deze opgave maar als ik er een ken ken ik ze wel alle denk ik. 

 

Reacties

Theo op 19 december 2011 om 12:00

Met de genoemde formules kom je er niet.

Meestal is in dit soort situaties de trommel een wrijvingsloos, niet draaiende cirkel die alleen maar de richting van de krachten langs het touw verandert.

Dat is nu niet zo: de trommel heeft een diameter. Het opgewikkelde touw oefent een kracht uit op de rand van die trommel en doet deze draaien.

Vanuit energiestandpunt wordt de energie die het vallende gewicht laat vrijkomen (afname potentiele energie a.g.v. het zwaartekrachtveld) teruggevonden en verdeeld over de toenemende snelheid van het vallende gewicht (kinetische energie 1/2 mv2) EN het draaien van de trommel (rotatie-energie  1/2 Iω2).  Daardoor zal het gewicht langzamer vallen dan zonder trommel.

Vanuit krachtstandpunt zal het vallende gewicht een kracht G = m.g uitoefenen via het touw op de omtrek van de trommel waardoor deze gaat draaien. De valsnelheid komt overeen met de omtreksnelheid waarmee de trommel draait (ik neem aan dat het touw niet rekt en geen eigen gewicht heeft). De omtreksnelheid is direct gerelateerd aan de hoeksnelheid en straal.

Kijk nog eens bij traagheidsmoment van draaiende voorwerpen (hier een cilinder denk ik die om zijn as draait).

wim op 19 december 2011 om 20:10

even nog heb dat hooftstuk bekeken maar nu mijn vraag

Vanuit energiestandpunt wordt de energie diehet vallende gewicht laat vrijkomen =mgh

afname potentiele energie a.g.v. het zwaartekrachtveld) teruggevonden en verdeeld over de toenemende snelheid van het vallende gewicht (kinetische energie= 1/2 mv2

dus denk ik mgh= 1/2mV2=m*10*1=10m

EN het draaien van de trommel (rotatie-energie 1/2 Iω2). Daardoor zal het gewicht langzamer vallen dan zonder trommel.

 Traagheidsmoment

 traagheidsmoment van draaiende voorwerpen

 I=1/2*m*r2

 I=1/2m*0.32=0.045m

 

verder kom ik niet

 

Theo op 20 december 2011 om 10:29

Nog eens kijkend naar je opgave valt me op dat nergens over de massa van de trommel wordt gesproken - die doet blijkbaar niet ter zake of  mtrommel << mgewicht.

Dan wordt de energievergelijking een stuk simpeler:

Epot gewicht = Ekin gewicht + Erot trommel

mgewicht . g. h = 1/2 mgewicht . vgewicht2 + 1/2 mtrommelr2 ω2

en met mtrommel verwaarloosd:

mgewicht . g. h = 1/2 mgewicht . vgewicht2

g.h = 1/2 v2  (de massa van het gewicht doet niet ter zake)

Hieruit kun je v berekenen waarmee het gewicht op de grond aankomt als alle potentiele energie is omgezet.

Diezelfde v is ook de snelheid waarmee het touw van de trommel rolt en deze trommel doet ronddraaien. De omtrek van de trommel is 2πr (en r = 0,15m) en als 1 omwenteling T seconden duurt dan is de snelheid aan de omtrek v = 2πr/T
De hoeksnelheid ω = 2π/T  zodat dit ook te schrijven is als v = ω.r

Daarmee kun je nu ω berekenen want v en r zijn bekend en die is dan na afronding (significante cijfers)  30 rad/s.

Voor de gemiddelde hoekversnelling moet je α = Δω/Δt berekenen. Δω is bekend (30 - 0) maar Δt nog niet. Daarvoor moet je terug naar het gewicht en berekenen hoe lang het duurt voordat het gewicht van 1 m hoog beneden is gekomen. Dat kun je met je bekende

s = 1 m = 1/2 at2 = 1/2 gt2 = 5t2

doen. Dan is ook Δt bekend en kun je de hoekversnelling uitrekenen.

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Clara heeft vier appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Clara nu over?

Antwoord: (vul een getal in)