De kracht die een veer of elastiek uitoefent is (binnen grenzen) rechtevenredig met de uitrekking u:
F = - k.u (kracht is tegengesteld gericht aan de uitrekking)
De k wordt daarbij de veerconstante genoemd. De toename van de energie die wordt meegegeven als het elastiek ontspant is voor elk klein stukje Δu gelijk aan
ΔU = F.Δu = - k.u.Δu
En bij wijzigende (afnemende) uitrekking zal de kracht ook wijzigen (minder worden). Zo moet je al die beetjes energie (die telkens andere waarden hebben) bij elkaar tellen.
Wiskundig "exact" doe je dit optellen door te integreren over de hele uitrekking van ubegin tot 0:
U = ∫ub0 F.du = - ∫un0 k.u du = 1/2 k u2
Deze energie wordt aan het weggeschoten blok gegeven dat daardoor een kinetische energie krijgt die weer gelijk is aan 1/2 mv2 - maar niet voor lang. De wrijving zal het blokje steeds energie afnemen tot het stilligt.