Een condensator bestaat uit 2 evenwijdige plaatjes waarop lading kan worden opgeslagen: plus op de ene, min op de andere. Netto geen lading op de hele condensator.
Doordat evenveel + lading op de een als - lading op de andere plaat zit is er een potentaalverschil V (Volt) tussen beide platen. Dit is afhankelijk van de grootte van de plaat en de hoeveelheid lading Q (Coulomb) die daarover is uitgespreid. Het blijkt dat lading en spanning rechtevenredig toenemen. De evenredigheidsconstante wordt de capaciteit C genoemd (Farad)
De totale hoeveelheid lading op de + plaat is dan gelijk aan
Q = C.V
Als je tussen deze platen een andere stof duwt (een dielectricum) dan neemt de capaciteit met een factor (ε - dielectrische constante) toe: er kan dan meer lading op de plaat worden aangebracht voordat dezelfde spanning wordt bereikt:
Q = εC.V
als C de capaciteit zonder dielectricum is.
Je probleemstelling wordt dan:
- hoe ziet de electrostatische electrometer (of voltmeter) eruit en hoe zit zijn condensator geschakeld met de andere?
- hoeveel lading zit er op de condensator + meter als die 200 V aanwijst?
- aannemend dat de lading ongewijzigd blijft (=Q = εC.V), zakt de spanning in a.g.v. het dielectricum. Hoe groot is dan ε ?
Voor de electrostatische voltmeter zie ook http://nl.wikipedia.org/wiki/Elektrometer
