Reacties
Dag Chandni en Shalinie,
Het zou misschien allemaal wat handiger kunnen, maar dit zou zo op het eerste gezicht moeten werken voor een bol.
Je wil het verschil zien tussen de verschillende vormen. Dat betekent dat je de massa en de frontale doorsnede A eigenlijk voor die andere voorwerpen gelijk moet houden (tenzij je opdracht anders luidt natuurlijk). Dan kun je natuurlijk niet meer die twee afhankelijk stellen van r zoals jullie nu doen. Die twee regels zou je dus moeten aanpassen
Het enige wat dan nog verandert is de Cw-waarde. Die zul je voor de verschillende voorwerpen uit een bronnenboek moeten halen, of ergens van internet plukken.
Voorlopig ben je aardig op weg. Heb je dit model voor de bol al getest?
Groet, Jan
Dag meneer,
Bedankt voor uw tips. Maar er is een ding wat ik nog steeds niet begrijp: Waarom moeten we de massa en de frontale oppervlak het zelfde houden? Alleen de massa moet nog constant worden gebhouden ?
Groetjes, Chandni en Shalinie
Chandni en Shalinie, 21 jun 2011
Heeft de vorm van het voorwerp invloed op de snelheid waarmee het valt?
Uit je onderzoeksvraag blijkt dat je de invloed van de vorm wilt onderzoeken. Dat betekent dat je zoveel mogelijk andere eigenschappen hetzelfde wilt houden. Dus bijvoorbeeld kegels, cilinders, blokken, diamantvormen enz allemaal van eenzelfde massa. En misschien ook wel dezelfde kleur (al vermoed ik dat rode kegels even snel vallen als blauwe kegels, maar dat vermoeden moet wel aangetoond worden).
Bij experimenten probeer je zoveel mogelijk alles hetzelfde te houden, behalve die ene eigenschap waar je de invloed van wilt onderzoeken. De vorm dus. En die vorm kan ook leiden tot verschillende effectieve oppervlakten.
Het lijkt niet onlogisch om te kijken of een lange dunne cilinder (klein effectief bodemoppervlak) hetzelfde valt als een dikke, kortere cilinder die even zwaar is maar een groter bodemoppervlak heeft. En als die verschillend vallen, is er dan een relatie te vinden tussen dat oppervlak en de valtijd?