Als je een weerstand aansluit tussen de twee polen van een batterij met spanning V, dan kun je over de uiteinden van de weerstand een spanningsval meten gelijk aan V.
Als een weerstand bijvoorbeeld 10 cm lang is, dan neemt de spanning lineair af tussen die 10 cm. Op 5 cm (de helft) is de spanning inmiddels van V naar 0,5 V teruggevallen.
Een variabele weerstand heeft een aftakking bij het uiteinde waarop de spanning 0 V is en een aftakking "ergens" op de weerstand. Als dat "ergens" het andere uiteinde is dan meet je V volt tussen beide aftakkingen. Maar als je bijvoorbeeld halverwege aftakt dan heb je een spanningsverschil van 0,5 V . Door het aftakpunt te verschuiven, variabel te maken, heb je een variabele weerstand.