rechterhandregel

Mark stelde deze vraag op 15 januari 2011 om 23:51.

Hallo ik heb een vraag over rechterhandregel.

ik weet wel hoe dat werkt, die 3 vingers en de kromming, (duim=kracht, wijsvinger=M-veld, middelvinger=stroom (De FBI versie)

Maar als ik andere versie toepas, dan kom ik plots op andere richtingen uit, Bijv. met handpalm M-veld (Noordpool) opvangen en vingers wijzen naar voren tevens stroomrichting. Hoe kan dat? Dit is wel de linkerhand-regel. Maar in principe mag dat niks uitmaken toch?

Reacties

Theo op 16 januari 2011 om 17:58

Welke regel je gebruikt mag inderdaad niets uitmaken. De natuurkundige verschijnselen blijven dezelfde. De handregels zijn alleen maar makkelijke geheugensteuntjes (als ze je tenminste niet verwarren).

Linker- en rechterhandregel worden vergeleken bij http://nl.wikipedia.org/wiki/Linker-_en_rechterhandregels

Theo op 16 januari 2011 om 23:23

Het misverstand is misschien ontstaan doordat de beschrijving van je rechterhandregel FBI niet klopt en feitelijk FBe moet zijn.

De middenvinger wijst niet in de richting van de stroom maar in de richting waarin negatieve ladingdragers (electronen) bewegen. De stroom I is ooit gedefinieerd als de richting van positieve ladingen. Voor FBI zou je dus je middelvinger chirurgisch moeten laten draaien over 180° - dat raad ik je niet aan. Makkelijker dan maar "FBe" te onthouden.

Daarmee is FBe voor de rechterhand weer in lijn met de linkerhand regel want de linker vingers wijzen in de goede richting van de positieve stroom (tegengesteld aan de "e" vinger van de rechterhand).

Zie eventueel nog bijgesloten plaatje voor + en - lading.

Mark op 17 januari 2011 om 02:27

Oke, bedankt.

Ik zal nog wat sommen maken en proberen met verschillende methodes kijken of ik zelfde uitkom.

Bij de ''rechterhand'' staat de duim voor F = beweging v/h deeltje/elektron.

En bij de ''linkerhand'' staat de duim voor F = Lorentzkracht

Deze 2 beide methodes zijn dus allebei van FBI-regel en geld dus voor linker+rechterhand.

Is dit dan misschien wat ik fout doe?

Theo op 17 januari 2011 om 07:59

Nee, de Lorenz kracht is de kracht van het magneetveld op een bewegende lading uitgeoefend. Zowel voor positieve als negatieve ladingen. Alleen is de richting van de kracht voor beide type ladingen tegengesteld.

De rechterhand (FBe) geeft de richting van de kracht aan op een electron uitoefend als die in de richting v gaat (middelvinger).

Voor een kracht in dezelfde richting van een positief deeltje (positron) moet dat deeltje in tegengestelde richting gaan. Als het dezelfde kant op gaat als het electron, zal het een naar beneden gerichte Lorenz kracht ondervinden (duim naar beneden, maar dat is ook weer moeilijk bij de rechterhand).

Mark op 19 januari 2011 om 18:38

oke bedankt, nu snap ik het verschil van linker en rechterhand.

Mark op 19 januari 2011 om 19:40

Mark, 19 jan 2011

oke bedankt, nu snap ik het verschil van linker en rechterhand.

Als een lading van +3uC en een lading van -2uC op 4cm afstand bevinden van elkaar. (zie bijlage)

In welke punt(en) is de potentiaal gelijk aan 0?

 

Antwoord:

De totale potentiaal kan links en rechts van Q2 liggen

Links van Q2: Q1/X = Q2/(0,04-X)

X geeft -->

Rechts van Q2: Q1/X = Q2/(X-0,04)

X geeft -->

En nu weet ik dus niet hoe ik die beide x moet oplossen, want dat is het antwoord?

Of klopt mijn antwoord niet?

 

 

 

Mark op 19 januari 2011 om 19:41

Mark, 19 jan 2011

Mark, 19 jan 2011

oke bedankt, nu snap ik het verschil van linker en rechterhand.

Als een lading van +3uC en een lading van -2uC op 4cm afstand bevinden van elkaar. 

In welke punt(en) is de potentiaal gelijk aan 0?

 

Antwoord:

De totale potentiaal kan links en rechts van Q2 liggen

Links van Q2: Q1/X = Q2/(0,04-X)

X geeft -->

Rechts van Q2: Q1/X = Q2/(X-0,04)

X geeft -->

En nu weet ik dus niet hoe ik die beide x moet oplossen, want dat is het antwoord?

Of klopt mijn antwoord niet?

 

 

 

 

Theo op 19 januari 2011 om 22:29

Dit is een geheel nieuwe vraag die met de Lorentzkrachten niet veel van doen heeft.

Ladingen trekken elkaar aan (tegengestelde lading) of stoten elkaar af (gelijksoortige lading - beiden + of -). De kracht waarmee dat op een bepaalde afstand gebeurt kun je weergeven in een electrisch veld. Als de ladingen op hun plaats worden gehouden dan hebben ze een potentie om te gaan bewegen (zoals een appel in je hand naar de Aarde kan vallen als je loslaat). Dat is de electrische potentiaal (zie tekening voor 2 even grote maar tegengestelde ladingen).

Bij een + en - lading is de grootte van de potentiaal op elk punt de optelsom van beide ladingen (in hetzelfde coordinatenstelsel!). De potentiaal van een enkele lading is gegeven door V = k. Q/r  waarin k een constante is, Q de lading en r de afstand tot de lading.

In jouw tekening geldt langs de X-as dan:

V = k.Q1/x + k.Q2/(x-0,04)

Als je V =0 stelt en Q1 en Q2 invult (goede teken voor + en -) dan vind je oplossingen van deze vergelijking voor bepaalde afstanden x.

Theo op 19 januari 2011 om 22:34

Vergeten te melden: een applet om met ladingen te schuiven en te zien hoe de potentiaal verandert op verschillende plekken:

http://www.its.caltech.edu/~phys1/java/phys1/EField/EField.html al heb ik daar wat kleurproblemen bij.

Theo op 20 januari 2011 om 16:27

Theo de Klerk, 19 jan 2011

De potentiaal van een enkele lading is gegeven door V = k. Q/r  waarin k een constante is, Q de lading en r de afstand tot de lading.

In jouw tekening geldt langs de X-as dan:

V = k.Q1/x + k.Q2/(x-0,04)


Aangezien "r" de afstand is, en een afstand in grootte altijd positief, moet je in de formule natuurlijk de x en (x-0,04) als absolute waarden nemen in de noemer:

V = k.Q1/|x| + k.Q2/|x-0,04|

met daarbij
voor x < 0 wordt  |x| = - x  en
voor x < 0,04 wordt |x-0,04|=0,04-x

Je zult dan een punt vinden tussen de ladingen in en eentje erbuiten.

 

 

Theo op 20 januari 2011 om 17:40

Als je de caltech applet gebruikt bij +3 en -2 ladingen en deze naar elkaar toeschuift, zie je hoe de veldlijnen die beide ladingen met elkaar verbinden, steeds meer asymetrisch worden. In bijgaand plaatje heb ik een +3 lading alleen, en twee plaatjes met +3 en -2 ladingen gemaakt waarbij de laatste beide ladingen dicht bij elkaar plaatst.  De potentiaallijnen (die alle punten verbinden waar het veld even groot is, en dus loodrecht op die witte veldlijnen staan) worden ook asymetrisch. Voor V=0 heb ik met geel en losse hand ongeveer het verloop getekend (geel staat dus ook altijd loodrecht op de witte lijnen).

Dit ter illustratie dat er 2 punten op de X-as zijn met V=0. Dat zou je niet verwachten misschien als je naar een plaatje kijkt met 2 gelijke tegengestelde ladingen: dan is alleen de middelloodlijn halverwege beide ladingen een lijn met V=0

Mark op 21 januari 2011 om 11:13

Volgens mij snap ik het nog niet helemaal.

 

V = k.Q1/|x| + k.Q2/|x-0,04|

Want hoe moet ik die beide x-en oplossen?

 

Er staan 2 x-en in 1 vergelijking, en daar zit dus mijn probleem.

Jan op 21 januari 2011 om 12:09

Dag Mark,

hoe los jij dan in je wiskundelessen op:

4x = 3x +5

of x² -2x = 7

of x + 1/x = 4,25

staan ook steeds twee termen met x in, maar het is wel altijd dezelfde x.

Groet, Jan

Mark op 21 januari 2011 om 13:18

Hallo

je moet dan de x-en eerst naar 1 kant brengen en die uitrekenen, dan daarna het getal achter het = teken berekenen met de onbekende x, want dan blijft er nog maar 1 x over?

 

Theo op 21 januari 2011 om 16:51

Precies.

En dat moet je met de formule voor de spanningslijnen ook doen:

V = k.Q1/|x| + k.Q2/|x-0,04|

Als voorbeeld:  (zie ook plaatje voor uitleg wanneer de afstanden r negatief worden en dus "positief gemaakt" worden door de absolute waarde te nemen):



voor x < 0 (en dus ook x< 0,04) wordt |x| = - x  en |x-0,04|=0,04-x:

V = k.(+3.10-9) /(-x) + k.(-2 . 10-9 )/(0,04-x) = 0
Omdat de rechterkant 0 is, mag ik links en rechts door k en 10-9 delen:
3/(-x) + (-2)/(0,04-x) = 0
3/(-x) = 2/(0,04-x)
Kruislings vermenigvuldigen (= beide kanten met (-x)(0,04-x) vermenigvuldigen):
-2x = 3(0,04 -x) = 0,12 -3x
+ x = 0,12
zodat voor x = 12 cm er een positie is waarvoor V=0.

Voor  0 < x < 0,04 wordt  |x|=x en  |x-0,04|=0,04-x .
Schrijf opnieuw de formule voor V op en los x op op dezelfde wijze.

 

Mark op 22 januari 2011 om 13:40

Dag Jan,

jep bedankt, nu weet ik weer hoe dat zit met kruislings vermenigvuldigen, dat bedoelde ik dus met x-en wegwerken tot er 1 overblijft.

sorry ik begrijp jouw vraag niet helemaal, en als ik het wel begrijp dan moet de uitkomst nu negatief zijn en de andere kant zijn opgericht dus -12cm?

 

mvg mark

Jan op 22 januari 2011 om 17:08

Mark, 22 jan 2011

als ik het wel begrijp dan moet de uitkomst nu negatief zijn en de andere kant zijn opgericht dus -12cm?

 

Nee, als je de andere vergelijking van Theo uitwerkt vind je als het goed is x= +2,4 cm

Even met klompenwiskunde proberen om de achtergrond van het probleem te begrijpen: Een lading van 6 µC is in absolute zin drie keer zo sterk als een lading van -2 µC. Dat betekent dat als ik drie keer zo ver weg ben van de lading van 6 µC als van de lading van -2µC op zo'n punt de potentiaal nul is.

Zet ik de twee bovengenoemde ladingen bijvoorbeeld op 12 cm uit elkaar, met de lading van 6 op x=0 en de lading -2 op x=12.

Bijvoorbeeld in x = 9 geldt dan (lading/afstand) 6/9 t.o.v. de lading van 6 µC , maar ook geldt (lading/afstand) -2/3 t.o.v. de lading van -2 µC. In absolute zin zijn 6/9 en -2/3 aan elkaar gelijk. Daar is de potentiaal dus 0.

Maar er zijn véél meer punten die aan die voorwaarde voldoen. 6/12 -2/4 bijvoorbeeld. 




In de bijlage
heb ik nog een aantal van die punten aangegeven waarbij de afstand tot de ene lading steeds 3 x zo groot is als de afstand tot de andere lading. Al die punten verbonden vormen samen een kromme (die kreeg ik niet perfect in vorm) rond de kleinste lading, waarop de potentiaal dus 0 is. Die zie je ook ontstaan als je met die caltech-applet speelt waarheen Theo je eerder verwees en waar hij zijn eerdere afbeeldingen vandaan toverde. 

Jou interesseren nu echter alleen die punten op de x-as waar die potentiaal 0 is. dus het paarse uitroepteken in mijn eerste bijlage, en het paarse vraagteken. Die twee punten moeten uit je twee vergelijkingen gaan rollen.

beetje duidelijker zo?

Groet, Jan

In jouw geval zoek je dus een punt tussen Q1 en Q2 dat anderhalf keer zover van Q1 als van Q2 is gelegen, omdat jouw Q1 anderhalf keer zo sterk is als jouw Q2.

Mark op 26 januari 2011 om 17:58

hallo

 

ik heb nog een vraagje over die richtingen. Het is me duidelijk met de FIB en FBe van de rechterhand.

Stel een U-vormige geleider is loodrecht geplaatst in een homogeen veld. Over de rechte geleiders trekt men een constante snelheid een geleidende staaf (zie figuur 29,11)

Hoe bepaal ik op deze manier dan de richtingen van stroom, lorentzkracht etc.? Want de v is hier een bewegende geleider, of mag je dit ook beschouwen als een bewegende elektron die die richting opgaat? Dus de FBe-regel met rechterhand?

zie hier

 

Theo op 26 januari 2011 om 22:25

Inderdaad - de draad beweegt naar links en daarmee alle electronen in die draad. Het B veld is naar beneden gericht en met de rechterhandregel kun je dan de richting van de kracht aangeven: naar voren gericht. 

De electronen worden dus naar voren geduwd/getrokken en dat kan, want er is een draad in die richting. De electronen komen naar voren en daarmee de stroom naar achteren (omdat die beweging van positieve ladingen weergeeft).

Als de draad niet op het U-frame uitkwam waardoor er een stroom kan gaan lopen door de U en de rollende draad, dan zouden een aantal electronen zich ophopen aan de voorkant waardoor de draad van voren netto een negatieve lading en aan de achterkant even grote positieve lading heeft. Het electrisch veld dat dan tussen + en - uiteinden gaat ontstaan (waardoor de electronen teruggetrokken worden naar de positieve ladingen aan de andere kant) stabiliseert de situatie. De Lorentz kracht veroorzaakt de verschuiving van de + en - lading, het electrische veld wil dit ongedaan maken. Als beiden even groot zijn gebeurt er niets meer en blijft het kleine ladingsverschil tussen de uiteinden onveranderd. (Hall effect)

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Roos heeft dertig appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Roos nu over?

Antwoord: (vul een getal in)