Modelleren betekent een reele situatie ontdoen van "bijzaken" (en andere zaken die minder invloed hebben op het verschijnsel wat we willen onderzoeken/doorrekenen) en je concentreren op de hoofdzaken.
Met die hoofdzaken ga je dan een model opzetten. Eventuele verfijning (toevoegen van "bijzaken") komt later. Motto hierbij: met beperkte inspanning 90% van het verschijnsel beschrijven. Dan heeft een model zin.
Dus bij bijv. een kogelbaan zijn hoofdzaken de kogel, zijn massa, zijn starthoek en snelheid. "En natuurlijk de zwaartekracht. De meeste van deze elementen laten zich snel ontdekken door een schets van de situatie te maken. Dan begin je vaak al intuitief met de belangrijkste zaken te schetsen.
Vervolgens kijk je naar welke natuurkunde-verschijnselen direct invloed hebben wat je onderzoekt en wat in je schets staat. Bij de kogelbaan bij voorbeeld: in elk geval de zwaartekracht en beweging van de kogel. Daarna (en dus voorlopig niet in je model) komen bijzaken als wrijving, rondtollen van de kogel en nog later misschien invloed van magneetvelden, vervorming enz.
De werking van je model vergelijk je dan met wat je schetste: doet het wat je verwachtte?
Zoek de kennis van die hoofdverschijnselen bij elkaar (vooral begrip ervan, vaak "samengevat" in een formule, maar begrip is belangrijker) en probeer daarmee een model op te zetten dat de werkelijkheid "op hoofdlijnen" beschrijft en voorspelt.
Daarna kun je misschien het model uitbreiden met bijv. wrijvingsinvloeden. En daarna rotatie en dan... en dan...
Zie ook http://nl.wikipedia.org/wiki/Modelvorming maar onthoud: een model is een versimpeling, een abstractie, van de werkelijkheid. En daardoor simpeler maar nooit 100% correct.