Thermosfles

Vincent stelde deze vraag op 20 oktober 2010 om 20:44.

Hallo allemaal,

Ik heb een vraagje. Ik heb een thermoskan zelf gemaakt voor school( met glaswol en pvc) en daarbij moet ik berekeningen maken. Nu moet ik de warmtecapaciteit(C) berkenen. Ik heb geen joulemeter of andere meetinstrumenten. Hoe kan ik deze gaan bereken?

M.v.g.

Vincent

Reacties

Jan op 21 oktober 2010 om 00:17

Dag Vincent,

Je zegt dat je moet "berekenen", maar ook heb je het over een "joulemeter en andere meetinstrumenten".

Berekenen en meten zijn twee verschillende zaken.

Het zou in dit geval misschien ook helpen als we wisten op welk opleidingsniveau jij werkt om een passend antwoord te geven.

Even uitgaand van middelbare school: het ontbreken van een joulemeter mag geen beletsel zijn om de warmtecapaciteit van je thermosfles experimenteel te bepalen: je thermoskan is zélf namelijk een joulemeter. :)

Vul hem met een bekende hoeveelheid water, meet na enige tijd de temperatuur van water en thermoskan, en voeg dan een bekende hoeveelheid warmer water toe. Na bereiken van evenwicht zal het water niet de temperatuur hebben die we verwachten als we alleen met water rekenen. Het verschil wordt dan veroorzaakt door de warmtecapaciteit van je thermoskan, en die valt dan met die meetgegevens te berekenen.

Het enige wat je verder dus nodig hebt is een fatsoenlijke thermometer en een maatcilinder (en wat water natuurlijk).

Duidelijk zo?

Groet, Jan

Vincent op 29 oktober 2010 om 23:00

Beste Jan,

Ik zit op atheneum 5. Moet het volgende week af hebben maar het gaat goed. Ben nog niet begonnen aan het berekenen maar snap nu wel hoe ik het moet doen. Dus hartstikke bedankt!

mvg Vincent

Jan op 29 oktober 2010 om 23:44

Vergeet dan niet om meerdere experimenten (met uiteenlopende temperatuursverschillen) te doen,  en in elk van die experimenten een paar herhalingen te doen, zodat je een fatsoenlijk gemiddelde kunt verkrijgen.

Groet, Jan

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Ariane heeft negentien appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Ariane nu over?

Antwoord: (vul een getal in)