practicum lampje

Tim stelde deze vraag op 30 mei 2010 om 19:12.

1. Waarom stijgt de weerstand van een lampje afnemend naarmate de spanning stijgt? 2. Waarom stijgt het vermogen van een lampje toenemend naarmate de spannig stijgt? 3. Wat gebeurt er met de elektrische energie bij lagere spanningen? bij voorbaat dank

Reacties

Jan op 30 mei 2010 om 19:55

Dag Tim,

Die eerste is niet zo duidelijk te bedenken inderdaad. Maar elektronen "stromen" in die draad tussen de atomen van de geleider door, en botsen daarbij geregeld tegen die atomen natuurlijk. Daardoor gaan die atomen ook harder trillen, en wordt de temperatuur hoger.

Maar stel jij je nu eens voor dat je als kleuter door een gang moet rennen waar een heleboel volwassen stilstaan. Dat gaat nog wel, zo vaak zul je niet botsen. Maar dat wordt anders als die volwassenen op hun plaats heen en weer gaan staan dansen. Dan komt de kleuter er een stuk moeilijker langs.

Dat gebeurt ook in die gloeidraad. Hoe heter die wordt, hoe harder de atomen in de draad heen en weer trillen, hoe lastiger de elektronen er langs kunnen. En weerstand is alleen maar een maat voor hoe lastig elektronen door een stukje materiaal kunnen stromen.

Voor je tweede vraag is het wel goed als je er eens bij vertelt op welk schoolniveau en leerjaar je zit, dan kunnen we je helpen op jouw niveau daarover na te denken. Je derde vraag begrijp ik niet. Met elektrische energie kan van alles gebeuren, en dat heeft niet per se met de spanning te maken. Dus die moet je dan nog maar eens beter uitleggen.

Groet, Jan

Tim op 31 mei 2010 om 07:10

ik doe 4vwo

en de 3de vraag werd precies zo gesteld

Jan op 31 mei 2010 om 09:34

Dag Tim,

Dan kan ik voor die derde vraag maar één ding verzinnen: als de spanning daalt neemt bij gelijkblijvende stroomsterkte ook de elektrische energie van de stroom af.

Dan nog jouw eigen gedachte over 2. Waarom stijgt het vermogen van een lampje toenemend naarmate de spanning stijgt?

Ken je bijvoorbeeld een formule waarmee je elektrisch vermogen kunt berekenen?

Groet, Jan

Tim op 31 mei 2010 om 19:43

de 2de vraag ben ik volgens mij achter gekomen.

 

de formule is P=U²/R.

 

U is constant en R neemt afnemend toe dus P stijgt toenemend.

 

 

 

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Clara heeft zeven appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Clara nu over?

Antwoord: (vul een getal in)