Dag Albert Jan,

Ik zou je de antwoorden kunnen geven, maar dat is weinig leerzaam. Daarom een paar hints en wedervragen.  

Als je dat eens goed bekeken hebt, kom dan hier maar eens terug met je antwoorden, en met de punten waarop je nog vastloopt, dan helpen we je zonodig verder.

Groet, Jan

a) Hoe heet de oogafwijking waaraan hij lijdt?

 Ziet onze persoon goed dichtbij, of veraf?

b) Welke sterkte moet zijn bril hebben? Wat voor formules omtrent beeldafstanden, voorwerpsafstanden en brandpundsafstanden ken je?

kijk bijvoorbeeld eerst eens even hier?

http://www.natuurkunde.nl/vraagbaak/view.do?request.requestId=10738

c) Hoe groot is zijn nabijheidspuntafstand?die definitie staat vast in je tekstboek. Of kijk anders eerst hier op wikipedia:

http://nl.wikipedia.org/wiki/Nabijheidspunt

Ik heb geprobeerd deze vragen uit te werken en kwam tot deze antwoorden:

a) bijziendheid, omdat deze persoon van dichtbij goed kan zien en in de verte niet.

b) S = 1/-b + 1/v

b = -0,50  en ( v moet oneindig zijn, wil deze persoon in de verte goed kunnen zien)

dus dacht ik 

S = 1/-b + 1/v =

S = 1/-0,50 + 0 = -2,0 dpt

c) De nabijheidspuntafstand is de kleinste voorwerpsafstand waarbij met maximale geaccomodeerd oog nog een beeld van het voorwerp op het netvlies ontstaat.  

N_{0 =} 12 cm

Wilt u nog kijken of deze antwoorden goed zijn?

helemaal goed    :-)

Groet, Jan