Versnelling formule?
Timo stelde deze vraag op 16 mei 2009 om 18:01.a = (ve - vb) / t
Reacties
a= de versnelling in meter per seconde kwadraat [m/s²]
Ve = de eindsnelheid in meter per seconde [m/s]
Vb = de beginsnelheid in meter per seconde [m/s]
t= de tijd in seconde
Simpele voorbeeldvraag (BANAS³ VMBO-KGT):
Bij een inhaalmanoeuvre neemt de snelheid van een auto in 4 s toe van 22m/s tot 31m/s.
Bereken de versnelling.
Je ziet hier dat gegeven is de begin snelheid Vb, de eindsnelheid Ve en de tijdsduur in seconde.
We zetten eerst alles op een rijtje om zo nauwkeurig mogelijk te werk te gaan (al is dat bij deze som niet echt nodig aangezien deze vraag vrij gemakkelijk is):
Ve = 31m/s
Vb = 22m/s
t = 4 s
invullen geeft:
a = Ve - Vb / t = 31 - 22 / 4 = 2,25m/s²
Bij de vertraging zijn Ve & Vb omgedraait in de formule.
Let wel op dat het bij het gebruik van deze formule om een eenparig versnelde beweging gaat.
Ik hoop dat ik je wat opweg geholpen heb, zo niet kun je altijd nog eens vragen of naar mij mailen. Snap je andere formules die met snelheid en bewegen te maken hebben wel? Want wat dat betreft is deze niet zo heel veel moeilijker.
Veel succes maandag met je CSE!
Met vriendelijke groet,
Ivan Shamoun.
We zetten eerst alles op een rijtje om zo nauwkeurig mogelijk te werk te gaan (al is dat bij deze som niet echt nodig aangezien deze vraag vrij gemakkelijk is):
Goede raad: of het nou "nodig is" of niet, doe het tóch. Vertáál je vraagstuk naar natuurkundetaal (formulesymbolen).
Het kost je maar een paar seconden tijd, en kan je in de rest van de vraag verwarring en terugzoektijd besparen.
Goed, en onder elkaar vertaald, staan de symbolen die je in een formule moet zien terug te vinden zo ook altijd netjes overzichtelijk op een rijtje. Zie je gelijk welke formules je wel of niet zou kunnen toepassen, of welk gegeven je mogelijk mist/over het hoofd ziet als je een formule bijna kunt toepassen.
Dit systeem van werken is daarom in mijn (en in die van mijn collega's) klassen verplicht.
- gegevens en gevraagd netjes op een rijtje: 1 punt
- goede formule gekozen en opgeschreven: 1 punt
- (formule zonodig correct omgebouwd: 1 punt)
- formule correct ingevuld en uitgerekend: 1 punt
- juiste eenheid bij het eindantwoord : 1 punt.
alleen een eindantwoord, al of niet met correcte eenheid: NUL punten.
Geweeklaag tot en met over het "vele" schrijfwerk in het begin van het jaar. Gejuich over de sommetjes die blijven lukken naarmate het jaar vordert.......
Groet, Jan
Bedankt :D
Groet, Jan
Beste,
ik heb over anderhalve week mijn toetsenweek 4 VMBO, nu gaat het al beter met natuurkunde d.m.v harder leren.
maar ik heb nogal al moeite om de formules van kracht en beweging erin te stampen.
zijn er dus nog enige tips of trucjes waardoor je die formules makkelijker onthoud?
ik zie een reactie graag tegemoet,
groet Martijn
Dag Martijn,
Jullie gebruiken niet zoals zometeen op je examen het BINAS-boekje erbij?
Groet, Jan
Help Ik benn een oefening aan het maken en ik snap ze niet goed ,hier is de vraag.
Een metselaar met een massa van 63 kg klimt met 46,7 kg bakstenen op zijn schouders in 5,4 s op een ladder 3,6 m omhoog. Bereken het totale vermogen door die persoon geleverd. Antwoord in W met 0 cijfers na de komma.
>Een metselaar met een massa van 63 kg klimt met 46,7 kg bakstenen op zijn schouders in 5,4 s op een ladder 3,6 m omhoog. Bereken het totale vermogen door die persoon geleverd. Antwoord in W met 0 cijfers na de komma.
Deze vraag heeft niet zo heel veel met versnelling te maken: er wordt niets gevraagd over hoe snel de metselaar de ladder opklimt.
Men vraagt om vermogen. Dat is de energie (in joule) die per tijdseenheid (in seconden) nodig is om zijn klimpartij uit te voeren.
Daarvoor moet je dus berekenen hoeveel energie nodig is om de man met stenen van begane grond tot op 3,6 m hoog te brengen. En als hij daar 5,4 seconden voor nodig heeft: hoeveel energie heeft hij dan per seconde nodig (=vermogen)?
717
Dag Moens Axel,
Hoewel getalsmatig correct ga je daar van de meeste docenten weinig of geen punten voor krijgen. Die zien meestal graag een correcte uitwerking, en vooral ook een correcte eenheid achter het antwoord.
Groet, Jan
a = Δv / Δt
Hoe draai je die formule om?
Ik moet bij een versnelling van 2,4 m/s2 uitrekenen welke snelheid een auto heeft na 3,3 s.
methode 1: vul alle bekende getallen in de formule in en doe daarna wat deel/vermenigvuldigwerk voor de enig onbekende v
methode 2: stof eens wat tweede klas wiskundeboeken af en zoek de balansmethode op om te weten hoe
a. je door vermenigvuldigen aan beide zijden van het = teken de Δt kan "wegwerken" rechts en
b. de snelheid daarna te berekenen is.
Klopt het dat
a = Δv / Δt,
Δt = a / Δv en
Δv = a · Δt ?
de middelste regel klopt niet en is ook in tegenspraak met de 1e en 3e die wel kloppen (beide zijden met Δt vermenigvuldigen)
Hoe bereken je Δt dan wel?
a = b.c
a/c = b
a/b = c
Dit is echt 2e klas wiskunde en wordt bij 3e/4e klas natuurkunde echt als bekend verondersteld
Maar dan is wat ik zei, Δt = a/Δv, toch wel goed?
Zo niet, kunt u dan gewoon niet vertellen wat wel goed is? U draait er steeds omheen.
Daarnaast is het menselijk om bepaalde dingen te vergeten.
Nee, dat is niet goed want dan zou a =Δv .Δt
En ik draai niet om de brij heen maar wil dat je zelf nadenkt. Dit is geen antwoordenmachine-site.
a = b.c Δv = a·Δt
b = a/c a = Δv /Δt
c = a/b Δt = Δv/a
Klopt het zo dan..?
Inderdaad. Nu was het een kwestie van letters vervangen, maar ik hoop dat je ook snapt wat er gebeurt en waarom het zo is...
Misschien is deze site handighttp://www.ezelsbrug.nl/wiskunde/ voor wat rekensteuntjes...
Dag Josefien,
als je niet helemaal zeker van je zaak bent, gebruik dan het 6=3x2 truukje
6=3x2
s=vxt
als je nou een formule voor "t" nodig hebt, dan komt die in het cijfersommetje overeen met de 2 (staat op dezelfde plaats)
je sommetje moet dan worden:
2= ............
dat kan met 6 en 3 maar op één manier zó dat het cijfersommetje klopt:
2=6/3
dus t=s/v (want in het oorspronkelijke sommetje staat de s op de plek van de 6 en de v op de plek van de 3)
Groet, Jan
hoe bereken je de versnelling als je de massa (560000kg) en de stuwingskracht (1200000 N) hebt?
groet,
Geo
Ja ik had ook al z'on vraag! Ik zou dat wel graag willen weten😅
F weet je, m weet je, dus reken a uit....
m=560 000 kg
F = 1 200 000 N
a = ???
da's alles, daarmee zal het dus moeten gebeuren.
Dat je dus een formule moet zoeken met daarin een m, een F en een a is nu ineens zo klaar als een klontje.
groet, Jan
http://www.natuurkunde.nl/vraagbaak/54298
verder is deze topic een beetje te groot en met al teveel gevarieerde vragen om nog nuttig bij aan te sluiten.
Open voor verdere vragen gerust een nieuwe vraag. Dan kan deze topic op slot.