notenkraker

Ivan stelde deze vraag op 30 april 2009 om 14:17.
Beste mensen,

Een simpele vraag eigenlijk alleen ik kom er niet uit, omdat ik geen gepaste formule kan vinden om dit uit te rekenen of meschien is er wel een heel simpel antwoord dat ik niet inzie.

De vraag:

Om een noot te kraken gebruikt Jesse een notenkraker, de arm van de spierkracht is 14 cm, de arm van de gemaakt kracht is 4,0 cm.



De noot gaat kapot bij een kracht van 110N, bereken de spierkracht die Jsse moet uitoefenen.

Hopelijk kan een van jullie mij helpen! ;)
Alvast heel erg bedankt!


Reacties

Jaap op 30 april 2009 om 14:30
Dag Ivan,
Zoek nog eens in je tekstboek, theorieboek, leerboek: staat er iets in over de hefboomwet of momentenwet? Welke formule hoort daarbij?
Groeten,
Jaap Koole
Jan op 30 april 2009 om 18:40
Dag Ivan,

Je bent toch hopelijk niet in de war met de krachten die ze er in je werkboek hebben bijgetekend? Het is echt maar een eenvoudige hefboom, met een draaipunt, een spierkracht en een gemaakte kracht. Het moment van de spierkracht moet gelijk zijn aan het moment van de kracht die de noot kapot maakt.
Hij is in wezen niet veel anders dan opgave 48 van je werkboek.



Banas behandelt dit in de derde klas wat beter dan in de vierde. Heb je je werkboek van vorig jaar nog? daar is het paragraaf 9.3

groet, Jan
Ivan op 30 april 2009 om 22:46
Beste Jaap,

Bedankt voor je reactie, ik heb de vraag en wat andere die erop lijken nu opgelostt, ik had wat onzekerheid bij welke formule ik moest gebruiken.

Bedankt voor je hulp! :)
Ivan op 30 april 2009 om 22:49

Beste Jan,

Bedankt voor je reactie, mijn werkboek van vorig jaar heb ik helaas niet meer alleen mijn tekstboek nog wel, ik snap de vraag nu maar ik zal in mijn tekstboek uit 3T nog eens kijken of er nog iets meer over kan leren.

Bedankt voor je hulp!

Groeten,
Ivan

Jan op 30 april 2009 om 23:35
Als je ergens niet uitkomt, kom gerust terug.

Als je bezig bent met oefenen voor je examen, één tip: oefen vooral oude examens. Vaak meer een kwestie van lezen dan van natuurkunde op zich. En de stof kom je op die manier ook beetje bij beetje tegen.

Groet, Jan

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Noortje heeft dertig appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Noortje nu over?

Antwoord: (vul een getal in)