Veerkracht

Peter stelde deze vraag op 23 maart 2009 om 16:31.

hallo,

ik heb een vraagje. ik moet op school verschillende opdrachten doen, maar omdat ik vroeger geen natuurkunde en/of scheikunde heb gehad is het allemaal nog moeilijk!

de vraag:
een katapult is gemaakt van een veer met veerconstante k = 200 N m-1. de veer is 20 cm uitgerekt. als alle opgeslagen energie overgedragen zou worden aan een projectiel met een massa van 0,005 kg, hoeveel bedraagt dan de snelheid van het projectiel op het moment dat het de katapult verlaat?

en nog een vraag:
hoeveel bedraagt de energie die aan een veer wordt overgedragen (veerconstante k = 200 N m-1) die van 15 cm uitrekking tot 20 cm wordt uitgerekt? vergelijk dit resultaat met de energie die overgedragen wordt bij uitrekking van 20 tot 25 cm!

Reacties

Jan op 23 maart 2009 om 19:03
Dag Peter,

Deze vraagjes zijn niet zo ingewikkeld gelukkig. Je moet er wel de wet van behoud van energie voor kennen:

"energie gaat nooit verloren, ze wordt alleen omgezet van de ene vorm in de andere".

Verder moet je van de verschillende vormen van energie dan wél weten hoe je ze berekent. Heb je in een tekstboek ergens de nodige formules voor veerenergie en voor bewegingsenergie?

Groet, Jan
Peter op 23 maart 2009 om 20:25
ha jan,

nee dat is eigenlijk het probleem. ik heb al wel een 'binas' bestelt, maar hij is nog niet binnen dus ik heb de formules nog niet!

groeten,

Peter
Jan op 23 maart 2009 om 20:41
Ekin = ½mv²

Eveer = ½ku²
k= veerconstante in N/m
u= uitrekking in m vanaf ruststand
anoniem op 01 december 2010 om 18:24

ik dacht dat C de veerconstante was

Jan op 01 december 2010 om 20:17

k of C of c, daarover zijn geen (SI-) afspraken. Het ene boek doet het zus, het andere zo. En dat is ook niet belangrijk zolang je dan bij je formules maar een "legenda" van gebruikte afkortingen verstrekt.

k= veerconstante in N/m
u= uitrekking in m vanaf ruststand

en dat deed ik. :)

groet, Jan

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Clara heeft negentien appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Clara nu over?

Antwoord: (vul een getal in)