5. Drie krachten liggen in hetzelfde vlak en werken in op een massa m. Degrootte van de drie krachten is respectievelijk 20 N, 30 N en 50 N. De hoektussen de eerste en de tweede kracht is 40°, die tussen de tweede en dederde kracht bedraagt 50°, telkens in wijzerzin gemeten (krachten 1 en 3staan dus loodrecht op elkaar). Bepaal de grootte en de oriëntatie van de
resultante.
Ik heb reeds gevonden hoe de kracht te berekenen, maar hoe vind je de hoek. (Zie bijlage voor mijn berekeningen, oef. 5)
Alvast bedankt