Oefeningen kinematica
ROBBERT stelde deze vraag op 01 oktober 2008 om 19:53.Ja ik heb eigenlijk een boel vragen. We hadden immers 100 oefeningen gekregen om op te lossen, maar 5 ervan vind ik echt niet. Ik weet niet of ik die allemaal hier mag posten of ik die allemaal apart moet posten, maar hier zijn ze alleszins:
1. Een bal wordt omhoog geworpen met een beginsnelheid van 30 m/s. Wat zal ongeveer de totale vliegtijd van de bal zijn vooraleer hij zich weer op zijn oorspronkelijke hoogte bevindt?
Via een formule heb ik 6,1 s gevonden, maar ik weet niet of dit klopt.
2. Wat gebeurt er met de snelheid waarmee de bal de grond treft en met de valtijd, als je de valhoogte van het vrij vallend voorwerp maal 4 doet.
Via een formule heb ik hierbij gevonden dat ze alletwee zouden vergroten. Klopt dat?
3. Als je een voorwerp met een 3 maal zo grote beginsnelheid omhoog gooit, hoeveel maal hoger geraakt het dan?
9 maal? (Denk ik toch)
4. Als bij een horizontale worp de hoogte halveert en de beginsnelheid maal 3 doet, dan zal de dracht (xmax):
A. 3*vkw(2)/2 vergroten
B. 3*vkw(2) vergroten
C. 3/vkw(2) verkleinen
D. 3*vkw(2) verkleinen
Hier heb ik echt geen idee van
5. Een bal wordt met een snelheid van 10 m/s horizontaal weggeworpen. Indien men een x-as horizontaal en een y-as verticaal kiest, wat is dan de x-component van zijn snelheid?
Volgens mij is dat gewoon 10 m/s, maar dat lijkt me iets te makkelijk.
Reacties
Dag Robbert,
ze horen wel allemaal ongeveer bij elkaar.
1) die 6,1 s klopt wel
2) klopt, ze worden allebei groter. Is dat voldoende antwoord, of moest je ook nog zeggen hoevéél groter ze dan zouden worden?
3) niet gokken, uitrekenen
- s(t) = s(0) + v(0)t + ½at²
- v(t) = v(0) + at
4) kunnen we het eens over hebben als je 5 hebt opgelost
5) heb je in een ander bericht al gevraagd, zie daar.
Groet, Jan
2) Wat ik eigenlijk bedoelde was dat ze allebei zouden verdubbelen (Gevonden via de formule)
3) Ik kom via de formule hetvolgende uit:
De afstand tot de top bij een verticale worp is:
Sy=0,5*V0²/g (waarbij V0 de beginsnelheid is)
Dus als je de beginsnelheid drie keer zo groot maakt, gaat de afstand maal 9 (=3²)
4) 3/vkw(2) verkleinen; want y=(0,5g/V0²)*x² en dus als Y/2 en V0*3, krijg je 9/2*y=X² of 3/(vkw(2))=X (geen rekening houdend met de constante 0,5 g.
5) Ik ben er nu 100% zeker van dat de oplossing 10 m/s is, maar helaas kan ik geen bijlages uploaden door een probleempje met mijn PC. Maar ik weet dat de beginsnelheid bij een horizontale worp overeenkomt met de x-component van de snelheid en dat de y-component (zoals bij vrije val) 0 is in het begin.
Toch bedankt voor je hulp. Ik heb door het zo te tekenen toch eindelijk door wat voor een beweging een horizontale worp is.
Kloppen de antwoorden?
PS: sorry voor de late respons maar, ik was 3 dagen op reis met school.
OK, 5 ook duidelijk opgelost, 't is je nu duidelijk hoe het in elkaar steekt. Rustig op een rijtje zetten van je vraagstukken is een puntje waar je nog aan moet werken. Kladpapier is een onmisbaar stuk gereedschap voor natuurkundevraagstukken.
Ook voor vraag 4. Je goochelt net als in de simpelere vraagstukken als een bezetene met formules om snel een gecombineerde formule op tafel te gooien. Nou ben ikzelf een beetje formuleblind (en dat is misschien wel een gezonde handicap voor een natuurkundedocent) dus ik hou niet zo van
- y=(0,5g/V0²)*x² en dus als Y/2 en V0*3, krijg je 9/2*y=X² of 3/(vkw(2))=X (geen rekening houdend met de constante 0,5 g).
want een schrijffoutje of zelfs een ernstige toepassingsfout is gauw gemaakt. Ik doe dat liever in rustige beredeneerde stappen, met zo veel mogelijk de algemene basisformules. De hoogte halveert, dus volgens y= ½at² moet t² halveren.
dat betekent dat t wortel 2 ofwel ca 1,4 x zo klein wordt.
echter, de horizontale snelheid wordt 3 x zo groot.
met een ongeveer 1/1,4 x zo grote tijd en een 3 maal zo grote snelheid kom ik 3/1,4 is ongeveer 2 x zo ver.
Dan merk ik bijvoorbeeld ook vanzelf dat die opmerking van je over die constante ½g een overbodige is, eenvoudigweg omdat je een verhouding moet gaan vaststellen, en geen absolute afstand. In mijn redenering ben ik er niet eens op gestuit.
Dan blijkt verder dat je formulegegoochel tot een correct getal leidt, maar dat je niet opvalt dat de dracht niet 3/1,4 VERKLEINT maar juist VERGROOT.... en dat dus geen van de antwoorden uit de meerkeuzevraag klopt.
Moraal van het verhaal: goochelen met formules heeft zo zijn gevaren, en leidt in de meeste gevallen niet tot inzicht. Pas ermee op.
Groet, Jan