Dag Myra,
Je sleetjetrekker trekt schuin omhoog. De horizontale component van die kracht kun je uitrekenen zeg je. Hoef ik dus niet te doen, ik doe een gokje, 90 N. (je resulterende kracht is dus in géén geval 40 N hè !!)
Daarna hoef je je verder niet in de war te laten brengen. Alleen in horizontale richting wordt er iets verplaatst, en alleen in die richting wordt er arbeid verricht. Het enige wat je daarvoor hoeft te weten is de uitgeoefende kracht in die richting, en de afgelegde weg. W= F·s, je sleetjetrekker oefent dus een arbeid uit van om en nabij 1800 J. (en jij kunt dat preciezer uitrekenen)
De glijweerstand van 70 N en de massa van de slee van 40 kg komen voor dit onderdeel nergens van pas (of het zou moeten zijn om je in de war te brengen, maar dan zou ik je ook kunnen vertellen dat de sleetjetrekker een rode sjaal met een lengte van 2 m en een massa van 245 g om zijn nek had). Maar die heb je mogelijk later nodig om uit te rekenen wat de snelheid van de slee na 20 m zal zijn of zo.
Hou dus in de gaten: voor de arbeid speelt alleen mee de uitgeoefende kracht in de richting van de beweging, en de afstand waarover die kracht wordt uitgeoefend. Je kunt twintig paarden zijdelings aan je slee laten trekken, zolang je slee niet zijdelings beweegt verrichten die paarden ook geen arbeid.
Duidelijker?
Groet, Jan