Je kunt het terugbrengen tot een basisgegeven wat door Einstein werd geformuleerd in zijn bekende E = mc2.
Hierin worden energie E en massa m aan elkaar gelijk gesteld.
Pure energie en massa zijn eigenlijk twee gezichten van hetzelfde. En dus kunnen die in elkaar worden omgezet (wat niet betekent dat het altijd ook simpel kan).
Bij kernfusie (in de zon bijvoorbeeld) worden 4 waterstofatomen in een bijna even zware heliumkern omgezet. Helium heeft een pietsie minder massa dan de losse waterstofatomen. Het verschil ("massa defect") vinden we terug als energie (E=mc2) in de vorm van gamma-fotonen.
Het kan ook omgekeerd: in de juiste situaties kan een energierijk foton met energie E transformeren in massa waarbij mc2 overeenkomt met die energie.
Dus een foton heeft energie in de vorm van een massaloos deeltje. Dit kan zich omzetten tot een of meer massa-houdende deeltje(s) die met veel minder dan lichtsnelheid bewegen. Bij deze creatie geldt behoud van lading (netto nul) en impuls (netto nul - dus bij meer deeltjes wegschietend in tegengestelde richtingen).