faseverschil

Xindi stelde deze vraag op 24 mei 2008 om 15:56.

Ik snap dat met faseverschil niet helemaal. Zoals bij deze vraagstuk.  Hierbij zijn er tekeningen, maar ik kan ze niet scannen.

Er zijn twee u,t-grafieken in tegenfase. Ze zijn voor het eerst in fase als bregje de afstand tussen de luidspreker en microfoon 15.6 cm groter heeft gemaakt. Met hoeveel cm is die afstand opnieuw toegenomen als beide grafieken voor de tweede keer in fase zijn?

 de uitwerking is als volgt:

0.5 labda is 15.6 cm dus 1 labda is 15.6 keer 2= 31.2

Maar ik snap niet hoe ze weten dat het o.5 labda is etc.

Ik heb nog een laatste vraag, ik ben niet bepaald goed in natuurkunde, omdat ik de situaties nooit kan voorstellen. Heeft u misschien tips? 

Ik hoop dat u mij kan helpen.

 

Reacties

Jan op 24 mei 2008 om 17:54

Dag Xindi,

wat ze kunnen bedoelen is :

er staan twee luidsprekers. Die produceren elk een geluidsgolf. Die stellen we ons voor het gemak even voor als  sinusvormige golven, een rode en een blauwe. 


Ik heb maar even twee redelijk overzichtelijke golven genomen, met even grote amplitude. Op een bepaalde afstand van de luidsprekers registreert de microfoon van bregje géén geluid: De golven zijn in tegenfase, dat wil zeggen dat de resulterende golf, de optelsom van de twee, op die plek de amplitude 0 heeft. 15,6 cm verderop zijn de golven blijkbaar in fase: de twee golven versterken elkaar maximaal, de microfoon van bregje registreert een maximaal geluid. Weer 15,6 cm verder is het resultaat weer minimaal

Je krijgt dus elke 31,2 cm een zich herhalend patroon. dus is de golflengte van de resulterende golf 31,2 cm.

Een eerste stap in het je voorstellen van situaties is tekenen en schetsen. Het hangt een beetje van het onderwerp af of dat makkelijker of moeilijker is. Valt niet mee om je daarmee te helpen via internet, da's écht een taak voor je docent.

Maar ik hoop dat je wat verder bent?

groet, Jan

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Roos heeft zes appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Roos nu over?

Antwoord: (vul een getal in)