Dag Sophie,

in een vat staat het water twee meter hoog. in een ander vat staat het water 4 m hoog. We verbinden de twee vaten. Hoe hoog wordt het peil in beide vaten?

Deze vraag kun je alleen beantwoorden als je weet hoe groot de vaten zijn.

In jouw geval weet je dat: het zijn alletwee puntladingen, dus je "vaten" zijn even groot. Ofwel, na het met elkaar in contact brengen is de lading van elk even groot.

je krijgt nou dus twee vergelijkingen (eentje voor het contact en eentje erna) waarin je steeds de kracht en de afstand kent, en de de beide ladingen onbekend zijn.

maar twee vergelijkingen mt twee onbekenden kun je oplossen.....

succes en groet, Jan

daar zit ik dus net vast. maar ik denk dat ik iets heel simpel over het hoofd zie want dit staat bij de makkelijkste oefeningen. je heb inderdaad 2 vergelijkingen maar toch meer dan 2 onbekenden? voor het contact heb je een vgl met 2 onbekenden, nl Q1 en Q2 maar na het contact veranderen die ladingen toch? dan krijg je 2 dezelfde ladingen dus die kan je dan berekenen adhv Q²=(F(na contact)*r)/k. maar hier zie ik niet wat ik met deze informatie ben. het is toch zo dat bij contact elektronen van de ene lading op de andere overgaan tot beide een gelijke lading hebben? wat is dan het verband tussen die lading en de lading die ze hadden voor het contact?

alvast bedankt

Vóór eht contact:

Q1 = x, Q2=y

na contact: Q1na = Q2na = (x + y)/2

 dus nog steeds: slechts 2 onbekenden.

zo duidelijk?

groet, Jan