Begin eerst met de situatie te tekenen.  

Wanneer je de versnelling weet, weet je die voor elk karretje. Je kunt nu aan de kant beginnen waar de totale kracht werkt (die weet je al, staat in de opgave). Voor dit karretje bereken je de versnelling en daarmee de resultante kracht (met F = m * a). De resultante kracht is de som van de spankracht en de trekkracht.

Kom je hier verer mee?

De versnelling is bekend, namelijk 1,1 m/s^2. De individuele karretjes zullen dus een kracht ondervinden die gelijk is aan hun individuele massa vermenigvuldigd met hun versnelling (voor ieder karretje apart is die immers ook 1,1 m/s^2). Beschouw het onderstaande plaatje:

| A |------| B |------| C |--- 50 N --->

De krachten op de afzonderlijke deelsystemen (A, A + B, A + B + C) zijn dan als volgt:

| A |--- m (A) . a ---| B |--- m (A + B) . a ---| C |--- m (A + B + C) . a --->