In een vereenvoudigde vorm kun je het zo stellen:
Alle neerslag ontstaat in een hoge luchtlaag als sneeuw. Zeg maar even stukjes wolk die afbrokkelen. Het kan voorkomen dat totdat de neerslag op het aardoppervlakte neerkomt, deze sneeuw niet smelt. Dit is het geval als het koud is in de lucht.
In de meeste gevallen smelt de sneeuw wel onderweg, de neerslag bereikt de aarde in vloeibare vorm en we spreken dan van regen.
Het kan ook nog een stapje uitgebreider. De sneeuw smelt onderweg en wordt regen maar vriest daarna weer aan. Een bevroren regendruppel daalt neer op de aarde, dit noemen we hagel.