Heey,
Wat er gebeurt bij een trilling is het volgende:
Je rekt de veer uit, waardoor er volgens de formule F = C x u een kracht gaat werken op de veer, die hem terug naar de evenwichtsstand (u = 0) wil 'trekken'. Natuurlijk zal de veer niet zomaar stil gaan staan als hij in de evenwichtsstand komt; hij heeft dan immers een snelheid. Hij schiet dus door de evenwichtsstand heen, waarna het proces zich zal herhalen, in tegengestelde richting. De uitrekking u is dan tegengesteld en dus ook de kracht, immers C x -u = -F.
Is er geen wrijving, dan zal de veer telkens met dezelfde snelheid door de evenwichtsstand schieten en dus ook telkens even ver uitrekken. Is er wél sprake van wrijving dan zal de uitrekking (en dus de kracht) steeds kleiner worden tot de veer zich uiteindelijk stil in de evenwichtsstand bevindt.
Philip