Dag Reinier,

Een bekende fout: verkeerd intikken van de 10-macht op je rekenapparaat. Wat je nu gedaan hebt met ln 2 / 0,16*10^3 is eerst ln 2 te delen door 0,16 en het resultaat hiervan vermenigvuldigd met 10^3. Dat is niet de bedoeling. Je wilt nl. ln 2 delen door 0,16*10^3. Dan moet je dit laatste ook als één geheel opgeven. Dat kan ofwel door haakjes om het geheel waardoor je deelt (0,16*10^3) ofwel door op je rekenmachine de 10-macht met de 2nd EE knop te geven (dus 0.16 2nd EE 3, geeft in het scherm 0.16E3), waardoor dit als één getal gezien wordt. Deze laatste manier voorkomt dat je bovenstaande veelgemaakte fout maakt.

Dit is toch niet het probleem. Ik zie nu dat ik een foutje in m'n vraag heb staan. Het moet namelijk zijn 16e-3, en niet 16e3, snapt u. Met de E-3 notatie komt er nog steeds geen verschillend antwoord uit.
Wat zal dan de fout zijn die ik maak?

Hoi Reinier,

ln(2)/164E-6*10=42265 atomen die vervallen per seconde. Polonium-214 heeft een heel korte halfwaardetijd van 164 microseconde. Dit betekent dat Polonium-214 erg instabiel is en bijna meteen weer verder vervalt.

Hier zie je dat Polonium-210 bijvoorbeeld weer redelijk stabiel is, met een halfwaardetijd die meer richting een jaar gaat: http://en.wikipedia.org/wiki/Polonium-210#210Po 

Groetjes,

Bas 

Als ik een snelheid van 100 km/h heb en maar 10 km moet rijden, dan vraag je je toch ook niet af hoe dit kan. Die 100 km heb je pas na een uur bereikt, maar je hoeft maar 10 km, dus is dat veel sneller dan in een uur voor elkaar.
Eigenlijk is het zelfde aan de hand met je activiteit. Als er 43321 kernen per seconde vervallen betekent dit dat die 10 die je hebt in veel minder dan 1 seconde vervallen. Dus dat is veel sneller dan in 1 seconde voor elkaar. En daarna houdt het op, zijn er geen radioactieve Po-kernen meer.