Trilling door archimedeskracht

Rik stelde deze vraag op 07 januari 2008 om 19:19.

Voor natuurkunde moet ik een formule afleiden, maar ik kom er maar niet uit.

De bedoeling is als volgt: je neemt een kubusvormig blokje waarvan de afmetingen en de massa bekend zijn en die druk je in een vloeistof waarvan je de dichtheid kent zodat het bovenste vlak van het blokje net zo hoog ligt als het oppervlak van de vloeistof.

Door de archimedeskracht zal het blokje een nettokracht omhoog ondervinden. Hierdoor gaat het blokje omhoog waar het hoogteënergie opbouwt. Die wordt daarna weer omgezet in kinetische energie waardoor het blokje weer de vloeistof in wordt gedrukt.

Hierdoor zou het blokje steeds op en neer moeten gaan bewegen en een trilling vormen. Als een massa-veer systeem zou je hiervan de trillingstijd moeten kunnen berekenen.

Ik weet dat je dan eerst moet berekenen hoe ver het blokje in de vloeistof steekt als je het gewoon loslaat. En de hoogte van het deel van het blokje dat uit het water steekt zou na onder duwen de uitwijking moeten zijn. Met de nettokracht en deze uitwijking zou de veerconstante te berekenen moeten zijn.

Vervolgens kan je de formule T = 2 * pi * sqrt(m / c) de trillingstijd berekenen.

 Ik snap de theorie erachter wel, maar met het combineren van de formules gaat er iets fout.

Zou iemand een rekenvoorbeeld kunnen geven? Of een beginnetje zodat ik weer wat verder kan? 

Reacties

oscar op 10 januari 2008 om 23:43

Hoi Rik,

Nou. Een tip wel. Het blokje gedraagt zich inderdaad als een veer. Dus, als je de veerconstante kunt berekenen ben je klaar. Er werken twee krachten op het blokje: de zwaartekracht en de archimedeskracht. De eerst is constant. De andere hangt ervan af hoe diep het blokje in het water zit.

Bedenk eerst eens even hoe diep het blokje onder water zit als het gewoon drijft (in evenwicht dus). Bedenkt nu wat er gebeurt als je het 1 cm verder onder water duwt. De zwaartekracht blijft hetzelfde, maar de archimedeskracht neemt toe. Hoeveel? In ieder geval ontstaat er een naar boven werkende kracht. Als je die weet kun je de veerconstante bepalen. Bedenk voor de zekerheid nog eens even wat er gebeurt als je het blokje 1 cm omhoog beweegt. Dan ontstaat een even grote kracht. Maar nu naar beneden.

Succes. Groet. Oscar

Jan op 11 januari 2008 om 01:21

Dag Rik, Oscar,

Oscar, weet je zeker dat opwaartse kracht omlaag kan werken? Volgens mij bedoel je het goed maar zeg je het verkeerd. Als het blokje vrij drijft is de nettokracht 0. En als het blokje uit eht water komt is de NETTOkracht naar beneden gericht.

Groet, Jan 

Rik op 11 januari 2008 om 09:40

Hoi,

Oké ik weet nu met welke krachten ik allemaal moet gaan rekenen! 

De volgende formules had ik al bedacht: 

Hoogte onder water: h = rho_blok / rho_vloeistof * H

Met H = de hoogte van het blok. Als het blok zo ver onder water ligt, moet je het het H - h = H -  rho_blok / rho_vloeistof * H = H (1 - rho_blok / rho_vloeistof) meter naar beneden duwen om het volledig onder water te krijgen. Dat zou dan de uitwijking moeten zijn. Klopt dat?

Ik was ook een formule aan het bedenken voor de opwaartse kracht die het water op het gedeelte van het blokje uitoefent dat je extra onder water duwt. Ik dacht dat je hierbij de zwaartekracht en de opwaartse kracht die een nettokracht van 0 op het blokje geven als het drijft weg kan laten omdat die toch tegen elkaar wegvallen: als je het blokje verder onder water duwt komt er alleen een opwaartste kracht bij.

Geldt dan voor die kracht het volgende?
F_opw = g * u * A_blok * rho_vloeistof

Want dan zou de veerconstante zijn:
C = -F_opw  / u =  -(g * u * A_blok * rho_vloeistof)  / (H (1 - rho_blok / rho_vloeistof))

Maar dat lijkt wel te ingewikkeld... Want je kan volgens mij ook niet zo makkelijk dingen tegen elkaar wegstrepen...

Rik

 

Rik op 11 januari 2008 om 13:42

Hoi,

De formule die ik in mijn vorige bericht had staan:
F_opw = g * u * A_blok * rho_vloeistof
Kan niet goed zijn, ik mis hierin namelijk nog de dichtheid van het blok, dus volgens mij moet hij dan zo worden:
F_opw = g * u * A_blok * rho_vloeistof * rho_blok

Ook ben ik erachter gekomen dat je wel C = -F / u kan gebruiken, maar alleen als je g negatief neemt. En officieel is hij dat volgens mij ook.

Nu vallen de twee u's tegen elkaar weg en kun je m / C berekenen:
m_blok / C = m_blok / (-g * u * A_blok * rho_vloeistof * rho_blok) = V_blok / (-g *A_blok * rho_vloeistof) = H_blok / (-g * rho_vloeistof)

Dan invullen in de formule van de trillingstijd geeft:
T = 2 * pi * wortel(H_blok / (-g * rho_vloeistof))

Kan iemand nog even kijken of het klopt wat ik doe?

Rik 

oscar op 11 januari 2008 om 17:10

Hoi Rik,

Nee. Je bent wel goed bezig. Maar, het lukt net niet.

Fz = g*H*A*rho_blok

Fo = g*h*A*rho_water

F = Fz-Fo = g*A*(H*rho_blok-h*rho_water)

Eerst maar even het evenwicht. Dan geldt F=0, en dus inderdaad:

h0 = H*rho_blok/rho_water.

Schrijf nu h = h0+u. Dan vind je:

F = g*A*(H*rho_blok-(H*rho_blok/rho_water+u)*rho_water)

= g*A*u*rho_water

De veerconstante (vind je zelf wel toch?) hangt dus inderdaad niet af van de dichtheid van het blok. Dat is best opvallend, maar wel te verklaren.

Groet. Oscar

PS: Jan heeft natuurlijk gelijk. De opwaartse kracht werkt niet omlaag.

Rik op 14 januari 2008 om 09:26

Wat ik in m'n vorige bericht schreef:
"De formule die ik in mijn vorige bericht had staan:
F_opw = g * u * A_blok * rho_vloeistof
Kan niet goed zijn, ik mis hierin namelijk nog de dichtheid van het blok, dus volgens mij moet hij dan zo worden:
F_opw = g * u * A_blok * rho_vloeistof * rho_blok"

Klopt dan dus toch niet, ik moet wel de eerste formule gebruiken...

Volgens mij heb ik het nu dan opgelost! :-)

 [Variabelen]
Blok:
m=Massa (kg)
H=Hoogte (m)
A=Opp. (mÜ)
Vb=Volume (mÝ)
rhob=Dichtheid (kg/mÝ)

Vloeistof:
rhov=Dichtheid (kg/mÝ)
Vv=Volume verplaatst (mÝ)

Anderen:
g=9,81 (m/sÜ)
u=Afstand omlaag geduwd (m)
C=Veerconstante (N/m)

[Formules]
Fopw=g*rhov*Vv
Vv=u*A
m=rhob*Vb
H=Vb/A
Fopw=C*u
T=2*pi*wortel(m/C)

[Afleiding]
Fopw=g*rhov*Vv=g*rhov*u*A
Fopw=C*u dus C=Fopw/u=g*rhov*u*A/u=g*rhov*A
m/C=m/(g*rhov*A)=rhob*Vb/(g*rhov*A)=rhob*h/(g*rhov)
T=2*pi*wortel(m/C)=2*pi*wortel(rhob*h/(g*rhov))

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Clara heeft negenentwintig appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Clara nu over?

Antwoord: (vul een getal in)