Dag Lisa,
Voor de kinetische energie op het eind geldt inderdaad Ek=|q×ΔV|=1,60×10-19×500×103.
(Daarna lijk je een rekenfout te maken; ik vind Ek=8,00×10-14 J. Maar dat is niet waar het je om gaat.)
Volgens de klassieke natuurkunde leidt dit tot v=4,2×108 m/s, en zoals je opmerkt klopt daar iets niet.
Bij een zo grote energie klopt de klassieke formule Ek=½×m×v² niet meer.
Volgens de speciale relativiteitstheorie van Einstein moeten we bij een zo grote energie rekenen met Ek=m0×c²×{1/√(1-v²/c²)-1} met m0 is de rustmassa van het elektron (9,11×10-31 kg), v is de snelheid van het elektron en c is de lichtsnelheid in vacuüm.
De klassieke formule Ek=½×m×v² is eigenlijk een benadering die alleen geldt voor "lage" snelheden kleiner dan circa 5% van de lichtsnelheid.
Bij hogere snelheden komt de toeneming van Ek niet alleen meer tot uitdrukking in een grotere snelheid, maar ook in een toeneming van de massa van het elektron.
Met Ek=m0×c²×{1/√(1-v²/c²)-1} vinden we v=2,59×108 m/s (86% van de lichtsnelheid).
Bij deze snelheid is de massa van het elektron 1,98 maal zo groot als de rustmassa.
Groeten, Jaap Koole