Dag Jens,
Ik weet niet precies hoe je je vraag bedoelt, vandaar een gefundeerde gok:
Stel je wilt de dichtheid bepalen van glazen knikkers. Je gooit zo'n ding in een maatcilindertje en leest een volume van 2 mL af. Maar ja, zo nauwkeurig kun je een maatcilinder nou ook weer niet aflezen. Je zit er al makkelijk (absolute fout) een halve mL naast (plus of min 0,25 mL dus). ± 0,25 mL op 2 mL betekent een relatieve fout van ± 12,5 %.
Maar pak nou eens 10 knikkers tegelijk? Dan vind je bijvoorbeeld 21 mL. Het is dezelfde maatcilinder, dus je maakt dezelfde abslute fout in aflezing, ± 0,25 mL . Maar ja, op een totaal volume van 21 mL is dat maar een (relatieve) fout van 0,25/21 = 1,2 %. Dat is dus ineens tien keer zo nauwkeurig !!
Dat soort dingen geldt ook voor de meting van je massa.
Daarna ga je een foute massa delen door een fout volume (fouten maak je altijd, hoe dan ook). Misschien heffen die fouten elkaar op, misschien versterken ze elkaar wel in je dichtheidsberekening. Een 10% te grote massa gedeeld door een 10% te klein volume en je vindt een dichtheid die bijna 20 % groter is dan in werkelijkheid. Maar werk je met meerdere knikkers en dus een kleinere relatieve fout, dan wordt ook dat antwoord ineens veel nauwkeuriger. En ga je zeker waarden vinden die je in tabellenboeken aan glas kunt vastknopen.
Een beetje duidelijk zo? Of was dit niet wat je bedoelde?
Groet, Jan